ECLI:NL:GHAMS:2019:573

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-000317-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na onvoldoende bewijs van diefstal en verduistering

Op 19 februari 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1958 en thans gedetineerd in PI Utrecht, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en verduistering van een pinpas en geld. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 5 februari 2019, waar de advocaat-generaal zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte zijn verdediging heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte twee punten: het verwerven van een pinpas waarvan de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen, en het wegnemen van geld met een valse sleutel.

Het hof heeft vastgesteld dat de feitelijke toedracht van de gebeurtenissen op 13 juli 2017 onvoldoende kon worden bewezen. De ontkennende verklaring van de verdachte was niet in tegenspraak met de dossierinhoud, waardoor het hof niet kon concluderen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. Daarom heeft het hof besloten om de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen.

Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de nieuwe tenlasteleggingen, werd deze vordering afgewezen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte vrijsprak van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000317-18
Datum uitspraak: 19 februari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 januari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-213304-17 en 15-820292-17 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2019.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij, op of omstreeks 13 juli 2017 te Zandvoort, een goed, te weten een pinpas heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2:
hij, op of omstreeks 13 juli 2017, te Zandvoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een pinpas, welke van diefstal afkomstig is, goederen te af te rekenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan de feitelijke toedracht van hetgeen zich op 13 juli 2017 heeft afgespeeld, op grond van hetgeen zich in het dossier bevindt en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is besproken, onvoldoende worden vastgesteld. Het hof is van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting en ook overigens op basis van de inhoud van het dossier niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is vast te stellen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. In dit verband heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de ontkennende verklaring van de verdachte niet in tegenspraak is met de inhoud van de stukken in het dossier.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging (15-820292-17)

Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 27 oktober 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2017, parketnummer 15-820292-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 februari 2019.
Mr. M.L. Leenaers en mr. M.B. de Wit zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]