ECLI:NL:GHAMS:2019:566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-000192-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor het meermalen rijden met een ongeldig rijbewijs in de periode van 1 november 2016 tot en met 22 maart 2017. De tenlastelegging betrof het besturen van een motorrijtuig terwijl de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 februari 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte gepleit voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte in de ten laste gelegde periode had gereden zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 maart 2004 zijn rijbewijs volledig ongeldig verklaard had gekregen en dat hij op verschillende data, waaronder 21 en 22 maart 2017, als bestuurder van een voertuig was gezien. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, rekening houdend met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000192-18
datum uitspraak: 25 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-100449-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 22 maart 2017, meermalen, in elk geval meer dan eenmaal, in de gemeente Heemskerk en/of in de gemeente Beverwijk terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg(en), Puccinistraat en/of de Kerkstraat en/of de Gerrit van Assendelftstraat, in elk geval een of meer wegen, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu, kort samengevat, op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de gehele ten laste gelegde periode als bestuurder van een personenauto heeft opgetreden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat alleen het rijden op 21 maart 2017 kan worden bewezen. Dat de verdachte op 22 maart 2017 in de auto heeft gezeten, betekent niet automatisch dat hij ook heeft gereden.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat het rijbewijs van de verdachte op 12 maart 2004 volledig ongeldig is verklaard.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen is op 1 november 2016 een zwarte Opel met kenteken [kenteken] door een ANPR controle gereden. Deze Opel stond, na het raadplegen van de registers, toen op naam van de verdachte. De auto kon toen niet staande gehouden worden. Enkele dagen na deze controle is de wijkagent bij de verdachte op bezoek gegaan op het adres [adres 2]. De verdachte heeft tegenover de wijkagent verklaard dat hij wist dat hij geen geldig rijbewijs had.
Op 21 maart 2017 zien verbalisanten de verdachte rijden in een blauwe Peugeot. Zij bevonden zich toen op de Gerrit van Assendelfstraat te Heemskerk. De verbalisant herkende de bestuurder ambtshalve als de verdachte doordat hij meerdere keren contact met hem heeft gehad. Bij navraag in het rijbewijsregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer is gebleken dat de verdachte een volledig ongeldig verklaard rijbewijs heeft sinds 12 maart 2004.
Op 22 maart 2017 is de verdachte op heterdaad betrapt voor het plegen van een winkeldiefstal op de Kerkweg te Heemskerk. De getuige van de winkeldiefstal heeft gezien dat de verdachte in een blauwe Peugeot is weggereden. Verbalisant [verbalisant 1] bevond zich bij het woonadres van [verdachte] en heeft de andere verbalisanten ingelicht over de aanwezigheid van de Peugeot voor de woning van de verdachte op de [adres 2]. Verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zijn toen naar de woning gereden om de verdachte aan te houden voor de winkeldiefstal. In afwachting van de verbalisanten zag verbalisant [verbalisant 1] dat de verdachte naar de blauwe Peugeot toeliep en instapte aan de bestuurderszijde van de personenauto. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de verdachte aanstalten maakte om zijn voertuig te gaan besturen. De achteruitrijlichten van de personenauto brandden en er klonk een schrapend geluid van een startmotor die niet aan wilde slaan. Op dat moment kwamen de andere verbalisanten ter plaatse. De verdachte is toen via het middenconsole gewisseld van de bestuurdersstoel naar de passagiersstoel.
Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte alleen maar in de auto heeft gezeten en niet heeft gereden gaat niet op. De verdachte heeft een handeling van een bestuurder verricht, gericht op het starten van de auto. Dat de motor vervolgens niet aansloeg, doet niet af aan die hoedanigheid. Anders dan betoogd door de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de gehele ten laste gelegde periode, waarin de verdachte heeft gereden met een ongeldig rijbewijs, bewezen kan worden.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat de verdachte voor de ten laste gelegde periode moet worden veroordeeld nu er voldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte op 1 november 2016, en op 21 maart en 22 maart 2017 heeft gereden zonder geldig rijbewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 november 2016 tot en met 22 maart 2017, meermalen in de gemeente Heemskerk en in de gemeente Beverwijk, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de wegen Puccinistraat en de Kerkstraat en de Gerrit van Assendelftstraat als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De raadsvrouw heeft, mede gelet op zijn persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht, verzocht om het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft drie keer een auto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft daarmee blijk gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een jegens hem in het kader van de verkeersveiligheid uitgevaardigde maatregel. Door toch een auto te besturen heeft hij een groot financieel risico voor andere weggebruikers in het leven geroepen, nu verzekeringsmaatschappijen in dergelijk gevallen veroorzaakte schade niet plegen te vergoeden.
Het hof heeft ten nadele van de verdachte verder meegewogen dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 februari 2019 eerder ter zake van rijden zonder geldig rijbewijs onherroepelijk is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het hof ziet in het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, mede gelet op de recidive en de ernst van het feit, geen aanleiding hiervan in het voordeel van de verdachte af te wijken. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2019.
Mr. E. van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]