ECLI:NL:GHAMS:2019:5152

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-001105-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met vernietiging van strafoplegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 maart 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in PI Utrecht, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, met aftrek van het voorarrest. De advocaat-generaal had echter gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte momenteel de ISD-maatregel ondergaat, die begin november 2018 is gestart. Er is een behandelplan opgesteld dat zich richt op de verslavingsproblematiek van de verdachte. Het hof oordeelt dat de feiten die in deze zaak aan de orde zijn, zijn gepleegd voordat de ISD-maatregel werd opgelegd en dat deze feiten vergelijkbaar zijn met eerder berechte feiten. Het hof acht het onwenselijk om de verdachte na zijn ISD-traject opnieuw te confronteren met een strafrechtelijke sanctie. Daarom heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen voor de bewezen verklaarde feiten onder de parketnummers 13-014004-18, 13-018955-18 en 13-023619-18. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep in zoverre vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001105-18
Datum uitspraak: 30 januari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-014004-18 en 13-018955-18 en 13-023619-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, uitgewerkt zal opnemen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder parketnummers 13-014004-18, 13-018955-18 en 13-023619-18 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen met aftrek van het voorarrest
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte momenteel de ISD-maatregel ondergaat. Begin november 2018 is de verdachte met deze maatregel gestart. Er is een behandelplan opgesteld met daarin aandacht voor de verslavingsproblematiek van de verdachte en zijn huisvesting. De behandeling, voor zover deze reeds is aangevangen, lijkt een positief effect te hebben op verdachte. Het hof heeft geconstateerd dat de onderhavige feiten zijn gepleegd voordat genoemde maatregel werd opgelegd en deze zijn soortgelijk aan de toen berechte feiten. Het hof acht het aannemelijk dat, ware de nu aan de orde zijnde feiten tegelijk met die feiten berecht, dit niet tot een andere uitkomst had geleid. Het hof acht het voorts onwenselijk de verdachte na afronding van zijn ISD-traject nogmaals te confronteren met een strafrechtelijke sanctie in deze zaak.
In verband met bovenstaande acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd ten aanzien van het onder parketnummers 13-014004-18, 13-018955-18 en 13-023619-18 bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-014004-18 en in de zaak met parketnummer 13-018955-18 en in de zaak met parketnummer 13-023619-18 bewezen verklaarde
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 januari 2019.