ECLI:NL:GHAMS:2019:5151

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-001568-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van heling en diefstal van elektrische fietsen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal feiten, waaronder heling van elektrische fietsen en diefstal van een fiets. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van meerdere elektrische fietsen en aan diefstal van een fiets in vereniging met een ander. De feiten vonden plaats tussen augustus en oktober 2016 in Beverwijk en IJmuiden. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank herzien en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wist dat de fietsen door misdrijf verkregen waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die aangaf zijn leven te willen beteren en geen contact meer te hebben met criminele vrienden. De opgelegde straffen zijn gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001568-18
Datum uitspraak: 25 februari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-710011-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem is ten laste gelegd onder feit 1, incident 3. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld en dit is daarom mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 04 augustus 2016 tot en met 02 december 2016 te Beverwijk en/of Ijmuiden, gemeente Velsen en/of Heemskerk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meer goed(eren), te weten:
- ( PV nummer 2016189269, incident 1) een fiets (merk/type Sparta B1) en/of
- ( PV nummer 2016197699, incident 2) een fiets (merk/type Gazelle ART 2307) en/of
- ( PV nummer 2016174434, incident 4) een fiets (merk/type Multicycle Elegance-E) en/of
- ( PV nummer 2016217926, incident 7) een fiets (merk/type Giant Twist) en/of
- ( PV nummer 2016217942, incident 8) een fiets (merk/type Gazelle Orange Plus Inn) en/of
- ( PV nummer 2016222389, incident 9) een fiets (merk/type Gazelle Orange Exc Inn) en/of
- ( PV nummer 2016218364, incident 10) een fiets (merk/type Flyer T8 Deluxe) en/of
- ( PV nummer 2016214600, incident 12) een fiets (merk/type Nexus 8 Pro Ebi) en/of
- ( PV nummer 2016214601, incident 13) een fiets (merk/type Nexus 8)
(telkens) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
2.
hij op of omstreeks 01 oktober 2016 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (in dossier genoemd onder incident [adres 2], merk/type Victoria 5.5 E-Urban), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiairhij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 02 oktober 2016 te Beverwijk en/of in IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, een goed te weten een fiets (merk/type Victoria 5.5 E-Urban) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of rederlijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder feit 1, incident 4, tenlastegelegde.

Het hof is van oordeel dat het onder 1, incident 4, tenlastegelegde niet bewezen verklaard kan worden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die fiets, een Multicycle Elegance-E, heeft weggenomen en aan de verdachte heeft verkocht. De feiten en omstandigheden die volgen uit de verklaring van [medeverdachte] verschillen echter op diverse onderdelen van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die hebben gezien dat deze fiets werd weggenomen. Nu deze verklaring van [medeverdachte] niet in belangrijke overeenkomt met de verklaringen van de getuigen en het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat waaruit de betrokkenheid met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] (ook) deze fiets aan de verdachte heeft verkocht, spreekt het hof de verdachte vrij van het onder feit 1, incident 4, tenlastegelegde.

Bewijsmotivering

Feit 1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de iPhone van de verdachte is onderzocht op een wijze die een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) oplevert. Bij het onderzoek aan die smartphone is een beeld ontstaan van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de verdachte en de wettelijke regeling op grond van artikel 94 Sv biedt dan onvoldoende legitimatie. Aldus dienen de gegevens die zijn verkregen door het onderzoek aan de iPhone uitgesloten te worden van het bewijs.
Daarnaast volgt niet uit de bewijsmiddelen dat de verdachte wist dat het om gestolen fietsen ging. Wel kan de schuldheling worden bewezen, aldus de raadsman.
Met betrekking tot het primaire standpunt overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoeksrapport (pag. 32) volgt dat een fysieke extractie van het toestelgeheugen is gemaakt, wat inhoudt dat het gehele interne geheugen van het toestel is uitgelezen en inzichtelijk gemaakt waarbij ook mogelijke gewiste gegevens zijn uitgelezen. Het hof overweegt dat er aldus sprake is van een situatie, dat alle in de elektronische gegevensdrager opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen zijn onderzocht, zonder dat er hiervoor een machtiging van de rechter-commissaris was. Hierdoor is dat onderzoek onrechtmatig. Er is immers een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte gemaakt. Daarmee is er sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Of aan het constateren van het vormverzuim consequenties zoals bewijsuitsluiting moeten worden verbonden, is onder meer afhankelijk van het nadeel dat de verdachte daardoor heeft ondervonden. Het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt kan niet worden aangemerkt als een rechtens te respecteren nadeel. Nu de raadsman voor het overige niet heeft onderbouwd welk (ander) nadeel de verdachte van het vormverzuim heeft gehad, zal het hof volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim.
Ten aanzien van de wetenschap van de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten overweegt het hof dat het dossier verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] bevat, waaruit volgt dat [medeverdachte] elektrische fietsen stal voor de verdachte, waar de verdachte hem dan tussen de € 75,00 en € 100,00 voor betaalde. Verder volgt uit de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] dat de fietsen niet waren voorzien van een slot als de verdachte deze kreeg aangeboden en dat hij de fietsen voor ongeveer € 300,00 verkocht. Bovendien blijkt uit berichten in de telefoon van de verdachte dat hij bekend was met de hoge nieuwwaarde van door hem te koop aangeboden fietsen. Gelet hierop acht het hof bewezen dat de verdachte wist dat het om gestolen fietsen ging. Op grond van het voorgaande acht het hof feit 1, met uitzondering van incident 4, bewezen.
Feit 2
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van de fiets. De verdachte heeft deze fiets, evenals de fietsen onder feit 1, enkel geheeld maar heeft deze niet met [medeverdachte] gestolen.
Het hof overweegt dat de medeverdachte [medeverdachte] duidelijk heeft verklaard dat hij de desbetreffende fiets, samen met de verdachte heeft gestolen. De fiets is gestolen tussen 1 oktober 2016 12.00 uur en 2 oktober 2016 10.00 uur. Vervolgens is de fiets op zondag 2 oktober in de berging van de vriendin van de verdachte aangetroffen. Gelet op de verklaring van de getuige [medeverdachte], terwijl het hof geen redenen heeft aan de inhoud daarvan te twijfelen, en het aantreffen van de fiets in de berging waarvan de verdachte gebruik maakte, is het hof van oordeel dat er voldoende bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van die fiets.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 2 december 2016 te Beverwijk en IJmuiden, gemeente Velsen en Heemskerk, goederen, te weten:
- ( PV nummer 2016189269, incident 1) een fiets (merk/type Sparta B1) en
- ( PV nummer 2016197699, incident 2) een fiets (merk/type Gazelle ART 2307) en
- ( PV nummer 2016217926, incident 7) een fiets (merk/type Giant Twist) en
- ( PV nummer 2016217942, incident 8) een fiets (merk/type Gazelle Orange Plus Inn) en
- ( PV nummer 2016222389, incident 9) een fiets (merk/type Gazelle Orange Exc Inn) en
- ( PV nummer 2016218364, incident 10) een fiets (merk/type Flyer T8 Deluxe) en
- ( PV nummer 2016214600, incident 12) een fiets (merk/type Nexus 8 Pro Ebi) en
- ( PV nummer 2016214601, incident 13) een fiets (merk/type Nexus 8)
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij telkens ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
2.
hij omstreeks 1 oktober 2016 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (in dossier genoemd onder incident [adres 2], merk/type Victoria 5.5 E-Urban), toebehorend aan [slachtoffer].
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, met uitzondering van incident 3, en onder 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, alsmede voor het onder 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een groot aantal elektrische fietsen en de diefstal met een ander van een elektrische fiets. Het gaat dus om goederen met een aanzienlijke waarde. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen hetgeen anderen kan aanzetten tot het plegen van diefstal of andere misdrijven. Ook heeft de verdachte de gedupeerden schade berokkend en hen overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2019 is hij vele malen eerder veroordeeld, onder meer ter zake van vermogensdelicten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de straf die de rechtbank in eerste aanleg heeft opgelegd zonder meer gerechtvaardigd is. Daartegenover staat dat de verdachte ter terechtzitting bij het hof verklaard dat hij sinds lange tijd zijn leven een andere wending heeft gegeven, mede onder de dreiging van een hem boven het hoofd hangende ISD. Na het volgen van diverse behandelingen is hij afgekickt van zijn verslavingen en is hij onlangs als ZZP’er begonnen. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij regelingen getroffen heeft voor zijn schulden en geen contact meer heeft met de personen uit het onderhavige dossier. De verdachte maakte op het hof een heldere en weloverwogen indruk.
Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte serieus bezig is zijn leven op orde te krijgen en acht het niet wenselijk deze positieve wending met een detentie te onderbreken. Om deze reden acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straffen, waaronder een aanzienlijke taakstraf, passend. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er daarbij mede toe om de verdachte ook in de toekomst te weerhouden van het plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, incident 3 ten laste gelegde
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, incident 4, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het overigens onder 1 en het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
91 (eenennegentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. W.M.C. Tilleman en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2019.
mrs. W.M.C. Tilleman en C. Fetter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.