ECLI:NL:GHAMS:2019:5147

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-001461-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het telen van ongeveer 70 hennepplanten in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 25 februari 2016 te Amstelveen, alsook de diefstal van 13.736 kWh elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de bewezenverklaarde feiten strafbaar zijn. De verdachte is eerder veroordeeld voor hennepteelt, wat in zijn nadeel weegt. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, maar de advocaat-generaal vorderde een straf van 60 uren. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een lagere straf, verwijzend naar de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte een first offender was. Het hof heeft uiteindelijk een taakstraf van 60 uren opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon van de verdachte. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001461-18
Datum uitspraak: 21 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-120319-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 maart 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 25 februari 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 70, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 25 februari 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 13.736 kWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 25 februari 2016 te Amstelveen, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [adres 2], een hoeveelheid van in totaal 70 hennepplanten;
2.
hij in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 25 februari 2016 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 13.736 kWh elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de politierechter ten onrechte fors boven de oriëntatiepunten van het LOVS uit is gegaan bij het bepalen van de straf. Ten tijde van de veroordeling was de verdachte first offender en de oriëntatiepunten schrijven dan, gelet op het aantal hennepplanten, een geldboete ter hoogte van € 1.000 voor. Dit staat gelijk aan een taakstraf voor de duur van 40 uren, terwijl een taakstraf van 80 uren is opgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep openheid van zaken geven, een bekennende verklaring afgelegd en wil zijn verantwoordelijkheid nemen. De raadsvrouw verzoekt het hof hiermee rekening te houden bij het bepalen van de straf. De door de advocaat-generaal gevorderde straf acht zij redelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in strijd met de Opiumwet door opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten te telen. Verdachte heeft ten behoeve van die hennepkweek ook een hoeveelheid elektriciteit gestolen. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat de handel in hennep – waaraan het bewezen geachte telen moet worden gerelateerd – ook overigens de samenleving bezwaart door de criminaliteit die daardoor wordt gegenereerd. Daarnaast overweegt het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat het illegaal aftappen van elektriciteit, naast de omstandigheid dat het daarbij om diefstal gaat, kan leiden tot gevaarlijke situaties als kortsluiting en brand.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 februari 2019 is hij eerder wegens hennepteelt onherroepelijk veroordeeld. Dat weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 60 uren duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. P. Greve en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 maart 2019.