ECLI:NL:GHAMS:2019:5054

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-000301-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van MDMA en cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en cocaïne op 27 juli 2017 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 10 tabletten MDMA en 1,11 gram cocaïne in zijn bezit had. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat het bewezen verklaarde strafbaar was onder de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, maar het hof besloot tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast werd de teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon gelast. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, omdat de proeftijd was verlengd. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is niet ondertekend door de rechters.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000301-18
datum uitspraak: 20 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-142198-17 en 15-820345-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] ,
adres: [woonplaats] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10, althans een of meer tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of 1,11 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2017 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 10 tabletten bevattende MDMA en 1,11 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht een geldboete op te leggen, dan wel een lagere taakstraf dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte een kleine hoeveelheid drugs voor eigen gebruik aanwezig heeft gehad, dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat de verdachte zicht heeft op een baan en daarnaast naar België moet reizen om voor zijn kind te zorgen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 1,11 gram van een stof bevattende cocaïne en tien tabletten bevattende MDMA. De hoeveelheden overschrijden de gebruikershoeveelheid van 0,5 gram en duiden, anders dan de raadsvrouw stelt, niet op enkel eigen gebruik. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, niet in de laatste plaats vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 augustus 2019 is hij eerder ter zake van Opiumwet-delicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof zal overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 31 mei 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering af te wijzen.
De raadsvrouw heeft zich hierbij aangesloten.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2019 de proeftijd is verlengd met één jaar.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Telefoontoestel.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 9 oktober 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 31 mei 2016, parketnummer 15-820345-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. M.M. van der Nat en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 augustus 2019.
mr. A.E. Kleene-Krom en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]