In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2017. De verdachte, geboren in 1996, was betrokken bij een woninginbraak en een inbraak in een restaurant. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de gevangenisstraf herzien en bepaald dat de verdachte 180 dagen gevangenisstraf moet ondergaan, waarvan 174 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 100 uren moet uitvoeren.
Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die niet alleen materiële schade hebben veroorzaakt, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving hebben versterkt. Ondanks zijn eerdere veroordelingen heeft de verdachte positieve ontwikkelingen doorgemaakt, zoals het hebben van twee banen en het streven naar een opleiding tot vrachtwagenchauffeur. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk op te leggen om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en om zijn positieve ontwikkeling niet te verstoren. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.L.D. Vriend, en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.