ECLI:NL:GHAMS:2019:5048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-004288-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis met betrekking tot woninginbraak en inbraak bij een restaurant, met strafmotivering en persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2017. De verdachte, geboren in 1996, was betrokken bij een woninginbraak en een inbraak in een restaurant. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de gevangenisstraf herzien en bepaald dat de verdachte 180 dagen gevangenisstraf moet ondergaan, waarvan 174 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 100 uren moet uitvoeren.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die niet alleen materiële schade hebben veroorzaakt, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving hebben versterkt. Ondanks zijn eerdere veroordelingen heeft de verdachte positieve ontwikkelingen doorgemaakt, zoals het hebben van twee banen en het streven naar een opleiding tot vrachtwagenchauffeur. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk op te leggen om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en om zijn positieve ontwikkeling niet te verstoren. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.L.D. Vriend, en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004288-17
datum uitspraak: 22 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-741219-16 en 13-684455-13 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat de bewijsoverweging met betrekking tot feit 1 wordt aangevuld met de navolgende bewijsoverweging en de strafmotivering wordt vervangen door de navolgende strafmotivering.
Bewijsoverweging feit 1
Hetgeen de raadsvrouw in hoger beroep heeft aangevoerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten heeft het hof niet tot een andere waardering van het bewijs gebracht dan de rechtbank. Het hof heeft, mede gelet op hetgeen de verbalisanten als getuige hebben verklaard bij de raadsheer-commissaris en hetgeen het hof ter terechtzitting in hoger beroep heeft waargenomen ten aanzien van het uiterlijk van de verdachte, geen reden te twijfelen aan deze herkenningen.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden (kort gezegd) een meldplicht, een behandelverplichting (ambulante behandeling) en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat nu het hoger beroep zich niet richt tegen het onder 2 ten laste gelegde, het hof ten aanzien van dat feit de straf zal bepalen op vier maanden gevangenisstraf. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals gesteld door de rechtbank
De raadsvrouw heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf.
Het hof vat het hoger beroep anders dan de advocaat-generaal niet op als een beperkt appel nu dit bij akte niet is beperkt. In hoger beroep heeft het hof de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak bij een restaurant, waarbij geld en sleutels buit zijn gemaakt, alsmede aan een woninginbraak waarbij een horloge en een iPhone zijn gestolen. Dit zijn ernstige feiten, die niet alleen overlast en materiële schade voor de gedupeerden hebben veroorzaakt, maar ook aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving kunnen bijdragen. Ten aanzien van de woningbraak geldt dit temeer omdat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk slechts heeft laten leiden door financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 oktober 2019 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten, waaronder (woning)inbraken, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt in beginsel, mede in het licht van de recidive en gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als (deels) opgelegd door de rechtbank.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met zijn jeugdige leeftijd en de persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht en volgen uit de door hen ter terechtzitting overgelegde stukken. Hieruit valt af te leiden dat de verdachte momenteel een positieve ontwikkeling doormaakt. Hij werkt voor zijn geld en heeft twee banen: als receptionist bij een restaurant en in de weekenden als maaltijdbezorger. In de toekomst wil hij vrachtwagenchauffeur worden en hij neemt nu deel aan de toelatingsprocedure voor een opleiding daartoe. Daarnaast heeft hij ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij zich schaamt voor zijn handelen, dat hij daarvan heeft geleerd en de consequenties van zijn handelen zal aanvaarden.
Nu de verdachte verantwoordelijkheid lijkt te hebben genomen voor zijn gedragingen van ruim 3,5 jaar geleden, toen hij 20 jaar oud was, en het hof het van belang acht dat de hiervoor genoemde positieve ontwikkeling niet wordt doorkruist door een straf die meebrengt dat hij opnieuw gedetineerd raakt zal het hof de op te leggen gevangenisstraf grotendeels in voorwaardelijke vorm opleggen. Hiermee beoogt het hof tevens de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het hof acht daarnaast een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
174 (honderdvierenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2019.
mr. M.W. Groenendijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]