In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 4 april 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, was eerder veroordeeld voor misdrijven met betrekking tot harddrugs. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van vier liter amfetamine-olie, wat een ernstige overtreding van de Opiumwet is. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof dit vonnis zou bevestigen, terwijl de raadsman een lagere onvoorwaardelijke straf van 10 maanden had verzocht, rekening houdend met de proceshouding van de verdachte.
Het hof heeft de opgelegde straf beoordeeld en geconcludeerd dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De verdachte had een essentiële rol gespeeld in de levering van de amfetamine-olie en was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Het hof heeft de gevangenisstraf bevestigd, maar de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging vernietigd. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, werd gedeeltelijk toegewezen, met een verlenging van de proeftijd met één jaar. Het hof heeft de straf en de vordering tot tenuitvoerlegging opnieuw beoordeeld en de proeftijd verlengd, om de verdachte de kans te geven om onder voorwaarden te re-integreren in de samenleving.