2.4De raadsheer heeft allereerst aangevoerd dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend.
Dat is immers niet gebeurd tijdens of kort na de mondelinge behandeling op 23 mei 2019, en een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. Nu pas op 27 mei 2019 het wrakingsverzoek is gedaan, dient verzoekster niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel het wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld te worden.
De raadsheer heeft voorts aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat geen sprake is van vooringenomenheid en evenmin van feiten of omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief kunnen rechtvaardigen. Het wrakingsverzoek is grotendeels is gebaseerd op beslissingen die tijdens de desbetreffende zitting zijn genomen. Een rechterlijke beslissing kan echter geen wrakingsgrond opleveren. Bovendien:
beide partijen hebben evenveel tijd gekregen om hun zienswijze naar voren te brengen, ruim 15 minuten. Van het ontbreken van evenwicht bij het beluisteren van de standpunten van partijen is geen sprake. Het is juist dat aandacht is besteed aan de emotionele uitbarsting van [verzoeker]. Als voorzitter moet je daar serieus op reageren. Iedereen moet ruimte krijgen om zijn standpunt naar voren te brengen, en dat kan niet als iemand, al dan niet gefaket, een uitbarsting heeft. In dat kader heb ik begripvol opgetreden. Die interventie, waardoor de behandeling kon worden voortgezet, wil niet zeggen dat ik mijn oren heb laten hangen naar de werknemer. Verzoekster heeft overigens alle gelegenheid gehad om te reageren op de emotionele uitbarsting.
er is inderdaad beslist om geen acht te slaan op de te laat ingezonden producties. Die waren buiten de termijn van het procesreglement ingediend. Ook de door de werknemer na de inzendtermijn ingediende stukken zijn om die reden niet toegelaten. Dat de wederpartij geen bezwaar maakt tegen de te late indiening, doet er op grond van het procesreglement niet toe. De inhoudelijke reactie van de wederpartij op de niet-toegelaten stukken zal niet in de oordeelsvorming worden betrokken, juist omdat die stukken zijn geweigerd;
het bekijken van de camerabeelden ter zitting is geweigerd omdat de gegevensdrager op voorhand ingebracht had kunnen worden. Tijdens de behandeling van de zaak is niet duidelijk gemaakt dat het om een filmpje van ongeveer een minuut ging, evenmin was mij bekend dat de beelden (om technische redenen) niet eenvoudig af te spelen zijn. Dat hoor ik nu pas. Toen voor de tweede keer gevraagd werd het filmpje te mogen tonen, was het al tegen vijven;
ter zitting is de bereidheid om tot een regeling te komen afgetast. In dat kader hebben partijen verzocht een voorlopig oordeel te geven. Voorafgaand aan het geven daarvan heb ik ook op de gebruikelijke wijze het voorlopig karakter daarvan benadrukt en aangegeven dat andere raadsheren er anders over kunnen denken. Het leek er tijdens de zitting op dat beide partijen van de zaak af wilden en dat een regeling tot de mogelijkheden behoorde. Vandaar dat ik dat bij partijen heb afgetast en dat daaraan de nodige tijd is besteed. Er is lang de tijd voor genomen, zonder dat ik druk uitoefende. Er zijn aan beide kanten grote stappen gedaan, er was een goed bod voor de werknemer, en een regeling leek voor de hand te liggen. Dat heb ik partijen ook gezegd.
Tijdens de openingsfase van de zitting werd gezegd dat partijen een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten, maar dat deze op enig moment weer was ontbonden. Mijn reactie zag op die mededeling, ik begreep niet goed hoe een vaststellingsovereenkomst eenzijdig ontbonden kon worden. De desbetreffende stukken ontbraken in het dossier. Het bleek echter om een beëindigingsovereenkomst te gaan en hiervoor gelden in het arbeidsrecht inderdaad andere regels. De bij verzoekster gerezen twijfel aan mijn arbeidsrechtelijke kennis berust aldus op een miscommunicatie.