ECLI:NL:GHAMS:2019:5009

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
1180-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging bijzondere voorwaarden in het kader van reclassering na veroordeling voor terroristische misdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2019 uitspraak gedaan in het verzoekschrift van de verzoeker, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens poging tot deelneming aan een organisatie die terroristische misdrijven pleegt. De rechtbank had bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder contactverboden en locatiegeboden, en de verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen deze voorwaarden. Het hof heeft op 5 april 2019 de eerdere veroordeling bevestigd en de bijzondere voorwaarden gehandhaafd. De verzoeker heeft op 8 oktober 2019 verzocht om wijziging van deze voorwaarden, omdat hij vond dat het verplichte contact met de reclassering hem niet hielp bij het vinden van een huis en een baan. Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 december 2019 heeft het hof de verzoeker en zijn raadsman gehoord. De verzoeker stelde dat hij zijn leven weer op de rails had en dat de reclassering hem niet kon helpen. De advocaat-generaal heeft echter gewezen op het gebrek aan inzicht van de verzoeker in zijn delict en het recidivegevaar. Het hof heeft geconcludeerd dat de bijzondere voorwaarden noodzakelijk blijven om de verzoeker te begeleiden naar een niet-criminele levensstijl. Het verzoek om wijziging van de voorwaarden is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: 1180-19
Parketnummer: 23-003726-17
Uitspraak: 18 december 2019
Beschikking op de voet van artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht (Sr), van de meervoudige raadkamer van dit gerechtshof in de zaak tegen:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres]
bijgestaan door mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.

Procesgang

Op 10 oktober 2017 heeft de rechtbank Amsterdam de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren ter zake van poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. De rechtbank heeft, naast de algemene voorwaarden zoals genoemd in artikel 14c, eerste lid, Sr, als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte:
zich binnen 24 uur na zijn invrijheidsstelling meldt bij Reclassering Nederland en zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode blijft melden, zo frequent en zolang de reclassering nodig acht;
zich verder houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden:
- contactverboden ten aanzien van bepaalde personen, bijvoorbeeld, maar niet beperkt tot, personen met wie de verdachte op de terroristenafdeling gedetineerd heeft gezeten;
- locatiegeboden en/of -verboden, welke verboden kunnen worden gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel en waartoe de verdachte zich dan onder elektronisch toezicht dient te stellen;
- medewerking verlenen aan psychologisch en/of psychiatrisch (vervolg)onderzoek en/of deelnemen aan een door de reclassering/psycholoog/psychiater geïndiceerd behandeltraject, waaronder begrepen gesprekken gedurende een door de reclassering te bepalen periode met een psycholoog en/of psychiater en/of religiedeskundige.
De rechtbank heeft aan Reclassering Nederland opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft bevolen dat de gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Op 5 april 2019 heeft het gerechtshof Amsterdam de verdachte veroordeeld ter zake van hetzelfde misdrijf tot dezelfde deels voorwaardelijke gevangenisstraf als in eerste aanleg is opgelegd. Het gerechtshof heeft naast de algemene voorwaarden zoals genoemd in artikel 14c, eerste lid, Sr, als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte:
- zich meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 in Amsterdam, en zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode blijft melden, zo frequent en zolang de reclassering nodig acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook als die inhouden contactverboden ten aanzien van bepaalde personen, bijvoorbeeld, maar niet beperkt tot, personen met wie de veroordeelde op de terroristenafdeling gedetineerd heeft gezeten.
Het gerechtshof heeft de Reclassering Nederland opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Het gerechtshof heeft bevolen dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft nog geen uitspraak gedaan in de zaak.
Het hof heeft het verzoekschrift behandeld in raadkamer op 4 december 2019. Bij die gelegenheid zijn de verzoeker, zijn raadsman en de advocaat-generaal gehoord.

Verzoek tot wijziging van de bijzondere voorwaarden

Bij op 8 oktober 2019 binnengekomen verzoekschrift heeft de raadsman namens de verdachte het hof verzocht de bijzondere voorwaarden te wijzigen, zodat het verplichte reclasseringscontact, inclusief de op te volgen aanwijzingen, wordt beëindigd.

Ontvankelijkheid van het verzoekschrift

Tijdens de behandeling in raadkamer heeft het hof ambtshalve de vraag opgeworpen of de verzoeker ontvankelijk is in het verzoek, in aanmerking genomen dat de door de rechtbank in haar vonnis van 10 oktober 2017 bepaalde proeftijd van twee jaren op diezelfde datum is aangevangen door het bevel dat de bij dat vonnis opgelegde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar waren.
Het hof heeft in zijn arrest van 5 april 2019 het vonnis van de rechtbank vernietigd en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren opgelegd, met de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden. Dit brengt mee dat op 5 april 2019 opnieuw een proeftijd is gaan lopen en dat die proeftijd nog niet is verlopen. De verzoeker kan dan ook in het verzoek worden ontvangen.

Beoordeling

De verzoeker heeft bij in raadkamer – kort gezegd en voor zover hier relevant – te kennen gegeven dat de reclassering hem niet kan helpen bij de kwesties waarbij hij hulp nodig heeft, namelijk het vinden van een huis en een baan. Het verplichte contact, dat thans één keer per twee tot drie weken plaatsvindt, is daarmee in zijn ogen zinloos. De verzoeker heeft opgemerkt dat hij verder wil met zijn leven en in de toekomst gevrijwaard wil zijn van deze, in zijn ogen, zinloze, verplichting.
De raadsman heeft het verzoekschrift als volgt nader toegelicht.
Het ‘voortgangsverslag toezicht’ van de reclassering van 26 februari 2019 vermeldt dat het toezicht op praktisch gebied goed verloopt. De verzoeker houdt zich aan zijn meldplicht en is bereikbaar voor de reclassering. Hij stelt zich meewerkend op tijdens de gesprekken die worden gevoerd en hij is open over de manier waarop hij zijn leven invult. De verzoeker is na zijn vrijlating uit detentie meteen op zoek gegaan naar een betaalde baan. Hij heeft sindsdien op diverse terreinen gewerkt. De verzoeker laat zien dat hij telkens in staat is betaald werk te vinden en voor langere tijd vast te houden. De structuur die een baan hem biedt, doet hem zichtbaar goed. De verzoeker is na zijn detentie gestart met het aflossen van schulden en is nu schuldenvrij. Vanwege de positieve wijze waarop verzoeker zijn leven weer op de rit probeert te zetten, is in augustus 2018 verzoekers enkelband verwijderd. De reclassering concludeert dat de verzoeker zijn leven weer op orde heeft en dat hij dit op eigen kracht, zonder tussenkomst van de reclassering, heeft gedaan.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot afwijzing van het verzoek. Hij heeft er op gewezen dat de verzoeker geen inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen om te komen tot het misdrijf waarvoor hij is veroordeeld en de reclassering daarom geen inschatting kan maken van het recidivegevaar, reden waarom de reclassering zich heeft onthouden van een strafadvies.
Het hof stelt voorop dat de verzoeker is veroordeeld ter zake van een ernstig misdrijf, te weten poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven door een reis aan te vangen naar Syrië om zich daar als strijder bij IS aan te sluiten.
Uit het door de raadsman genoemde, inmiddels gedateerde, voortgangsverslag blijkt dat de reclassering geen aanwijzingen had dat de verzoeker zich (nog) aangetrokken voelt tot extremistisch gedachtengoed. Dit liet onverlet dat de reclassering geen inschatting kon maken van het recidivegevaar omdat de verzoeker – ondanks herhaalde pogingen van de reclassering – geen inzicht gaf in zijn beweegredenen om tot het delict te komen. De reclassering heeft zich om die reden onthouden van een advies.
In een recenter reclasseringsrapport van 2 augustus 2019 komt naar voren dat het contact met de verzoeker sinds twee maanden stroever verloopt – hij is op afspraken niet meer verschenen en met hem kon geen contact worden gelegd –, alsmede dat de verzoeker niet te spreken is over de reclassering omdat deze hem niet kan helpen aan een woning in Amsterdam, waarop hij recht meent te hebben. Hij blijft weigeren openheid van zaken te geven over zijn delictverleden en overweegt te stoppen met het reclasseringstoezicht, aldus de reclassering.
In het voorgaande ziet het hof aanleiding het opgelegde reclasseringscontact juist te continueren in plaats van het te beëindigen. Anders dan de verzoeker kennelijk veronderstelt, dient de oplegging van bijzondere voorwaarden niet zozeer het praktische gemak van verzoeker, maar het bevorderen van een niet-criminele levensstijl. Juist bij misdrijven als die door de verdachte gepleegd, is het van belang inzicht te krijgen in zijn belevingswereld om een vinger aan de pols te houden. De opgelegde voorwaarden zijn bovendien niet bezwarender dan de rechtbank en het gerechtshof voor ogen heeft gestaan.
Het voorgaande brengt mee dat het verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

Het hof wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gewezen door de raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. A.M. van Woensel, mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, op 18 december 2019.
Deze beschikking is getekend door de voorzitter en de griffier.