Dit arrest betreft het hoger beroep van een verdachte die is aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van qat, een verdovend middel, in Nederland. De zaak is behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2019, na een eerdere vrijspraak door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte heeft op 2 maart 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een hoeveelheid qat ingevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn beweringen, wist dat het invoeren van qat verboden was en dat hij dit deed met de intentie om financieel gewin te behalen. De verdachte heeft verklaard dat hij speciaal naar Oeganda was gereisd om de qat te halen en dat hij hiervoor € 1.000 zou ontvangen. Tijdens de aanhouding door de verbalisanten zijn twee koffers met in totaal 28,35 kilo qat aangetroffen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het tenlastegelegde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, maar het hof kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de invoer van qat. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof heeft dit verweer verworpen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bevorderen van de internationale handel in softdrugs, wat ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van individuen en de samenleving.