ECLI:NL:GHAMS:2019:5004

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
23-003698-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal van bankpassen door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van de diefstal van bankpassen van een medewerker, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2018 in Amsterdam bankpassen heeft weggenomen die toebehoorden aan meerdere medewerkers van de kledingwinkel Weekday. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de passen had gevonden, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de diefstal van de passen van een specifieke medewerker. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van de bankpassen van de andere medewerkers. De verdachte is eerder al meerdere keren veroordeeld en het hof heeft een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003698-18
datum uitspraak: 18 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-177885-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Blijkens de tekst van de tenlastelegging zijn aan de verdachte onder één feit meer strafbare feiten (impliciet) cumulatief tenlastegelegd, te weten telkens de diefstal van een of meer (bank)passen van respectievelijk [medewerker 1] , [medewerker 2] , [medewerker 3] en [medewerker 4] .
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van de diefstal van de passen van [medewerker 4] . Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissing tot vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer (bank)pasjes en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover nog inhoudelijk aan de orde, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal van de bankpassen omdat zijn verklaring, inhoudende dat hij die passen bij de lift van het winkelbedrijf waar de aangeefsters werkzaam waren, heeft gevonden en deze dus niet heeft gestolen, niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De raadsman heeft het hof in dit verband verzocht bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte geen acht te slaan op het proces-verbaal van bevindingen op de grond dat dit proces-verbaal een zoektocht en een redenering naar verdacht gedrag bevat, terwijl daarvoor geen reden was.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Voor zover de raadsman heeft beoogd een bewijsuitsluitingsverweer te voeren, verwerpt het hof dit verweer aangezien het niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Het hof leidt uit de stukken in het dossier af dat de verbalisanten zagen dat de verdachte kledingzaak Weekday binnenging en dat de verdachte zich enige minuten later bevond op de derde etage van het gebouw, zijnde een etage zonder winkelfunctie, waar het publiek niets te zoeken had. Verbalisant [naam] nam waar dat de verdachte uit een ruimte kwam en de trap naar beneden nam. Deze ruimte had een met een beveiligingscode te openen deur, die toegang gaf tot een hal en vervolgens tot een kantine, waarin persoonlijke eigendommen van de winkelmedewerkers lagen. Daar bleken diverse bankpassen te zijn ontvreemd. De verdachte is daarop aangehouden. In zijn linker broekzak achter werden de ontvreemde passen aangetroffen.
Het hof acht de door de verdachte gegeven verklaring, dat hij die passen had gevonden bij de lift van het gebouw en dat hij ze naar de politie wilde brengen, volstrekt ongeloofwaardig. In dit verband merkt het hof op dat de verdachte naar eigen zeggen die passen had gevonden voordat hij uit de ‘afgesloten’ ruimte op de derde verdieping kwam. En nog daargelaten dat het voor de hand had gelegen voor een bona fide vinder van bankpassen deze aan een medewerker van deze winkel af te geven voorafgaand aan het verlaten daarvan, heeft de verdachte bij zijn aanhouding niet eigener beweging melding gemaakt van die bankpassen in zijn broekzak.
Het hof acht gelet op voornoemde samenloop van feiten en omstandigheden wettig en overtuigend dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de bankpassen van de na te noemen personen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2018 te Amsterdam bankpasjes, toebehorend aan [medewerker 1] respectievelijk [medewerker 2] en [medewerker 3] , heeft weggenomen met het oogmerk die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van de diefstal van [medewerker 1] , [medewerker 2] en [medewerker 3] bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met aanvulling van de gronden en beslissingen ten aanzien van het beslag.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 7 september 2018 schuldig gemaakt aan de diefstal van diverse bankpassen en geld uit de kantine van de kledingwinkel Weekday. De verdachte is de ruimte, waarin medewerkers zich tijdens een werkdag kunnen terugtrekken en waarin zij de door hen daar achtergelaten persoonlijke eigendommen veilig mogen wanen, binnengegaan en heeft zich bankpassen toegeëigend. Dat door verdachtes snelle aanhouding en de vondst van de gestolen spullen geen materiële schade is ontstaan, is niet aan hem te danken. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij enkel voor persoonlijk gewin op deze wijze inbreuk heeft gemaakt op de privacy en het gevoel van veiligheid van de werknemers van Weekday.
De verdachte is, blijkens een hem betreffend zeer omvangrijk uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 november 2019 in het verleden al vele malen onherroepelijk tot vrijheidsstraffen veroordeeld. De verdachte kan worden aangemerkt als een zeer hardleerse recidivist, ook op het gebied van vermogenscriminaliteit. Ook de toegepaste ISD-maatregel heeft kennelijk niet het gewenste resultaat opgeleverd. Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op straffen die (onverbeterlijke) recidivisten worden opgelegd. Bijzondere persoonlijke omstandigheden die in voordeel van de verdachte spreken zijn gesteld noch gebleken. In de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht ziet het hof geen aanleiding voor de door de raadsman bepleite strafvermindering.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak ter zake van de diefstal van [medewerker 4] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een multitool, kleur grijs.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 17,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. H.A. van Eijk en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 december 2019.