ECLI:NL:GHAMS:2019:4989

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
23-003272-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van verdovende middelen in vereniging met persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 september 2018. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek, was betrokken bij de opzettelijke invoer van meer dan drie kilogram cocaïne in georganiseerd verband. De verdachte vervulde een instruerende rol voor de koeriers die de drugs met gevaar voor eigen gezondheid moesten vervoeren. Het hof heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de georganiseerde criminaliteit in overweging genomen. Ondanks dat een hogere straf denkbaar was, heeft het hof besloten om de straf gelijk te houden aan die van de rechtbank, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn verblijf in een open kamp en zijn werk. De verdachte had eerder al langdurige gevangenisstraffen ondergaan voor soortgelijke feiten, maar het hof weegt de tijd die verstreken is sinds die veroordelingen mee in zijn beslissing. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest wordt gehandhaafd. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters en griffiers aanwezig waren tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003272-18
datum uitspraak: 16 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-098255-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1979,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Rotterdam locatie Hoogvliet.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen die (in die gevallen waarin de wet dit vereist) in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage zijn vervat;
- de in het vonnis onder 6.3 opgenomen strafmotivering vervangt door de onderstaande.

Strafmotivering

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van twee jaren.
Door en namens de verdachte is in hoger beroep bepleit in geval van veroordeling rekening te houden met zijn gewijzigde persoonlijke omstandigheden en een lagere straf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan en dan in hoger beroep is geëist. Daarbij is erop gewezen dat de verdachte in het kader van een eerdere veroordeling tot gevangenisstraf inmiddels in een open kamp verblijft en dat hij werk heeft dat hij graag wil behouden. Daarbij heeft de verdachte verteld dat hij kennis heeft gekregen aan een nieuwe vriendin bij wie hij veel verblijft en ook, dat hij er graag wil zijn voor zijn kinderen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen, in georganiseerd verband, schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van meer dan drie kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. De verdachte heeft hierbij een instruerende rol vervuld ten aanzien van de koeriers die de drugs met gevaar voor eigen gezondheid deels in hun lichaam moesten vervoeren en was de schakel tussen het lid van de drugsorganisatie op Aruba enerzijds en de door de verdachte van en naar de luchthaven Schiphol gebrachte drugskoeriers anderzijds. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne was van dien aard dat deze kennelijk bestemd was voor handel en verdere verspreiding van deze voor de volksgezondheid schadelijke stof. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de georganiseerde criminaliteit rondom verdovende middelen en de gebruikerscriminaliteit die daaruit voortvloeit.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 september 2019 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor soortgelijke feiten, tot langdurige gevangenisstraffen. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte. In de omstandigheid dat deze veroordelingen langer dan vijf jaren voor het thans bewezenverklaarde zijn uitgesproken, ziet het hof – anders dan de rechtbank – geen reden om deze de verdachte niet langer tegen te werpen.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zoals deze in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) hun weerslag hebben gekregen. Een straf zoals opgelegd door de rechtbank loopt daarmee in de pas. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte vormen geen aanleiding om een lagere straf op te leggen, maar wel de reden waarom het hof de verdachte niet hoger zal straffen dan de rechtbank. Dat laatste zou gelet op de ernst van het feit en de rol van de verdachte daarbij alsmede het strafblad van de verdachte immers geen ondenkbare optie zijn geweest. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen goede reden om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm te gieten.
Het hof acht, alles afwegende en met inachtneming van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf van de duur zoals opgelegd door de rechtbank passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom en mr. D. Boessenkool, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 oktober 2019.
=========================================================================
[…]