ECLI:NL:GHAMS:2019:4985

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-002541-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis na terugwijzing door de Hoge Raad in een strafzaak betreffende poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand voor medeplegen van poging tot diefstal. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof verklaarde de verdachte in een eerdere uitspraak van 3 december 2013 niet ontvankelijk in zijn hoger beroep. De Hoge Raad der Nederlanden heeft echter op 9 juni 2015 het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak teruggewezen naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 15 november 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 25 dagen met aftrek van voorarrest heeft gevorderd, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de verklaring van getuige [getuige] in overweging genomen, die gedetailleerd beschreef hoe de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij de poging tot diefstal van een iPhone uit de tas van een vrouw. De getuige verklaarde dat hij samen met de verdachte en een medeverdachte handelde en dat zij elkaar hielpen bij het uitvoeren van hun plannen.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar met de aanpassing dat het de bewijsoverweging terzijde stelt en een nieuw bewijsmiddel toevoegt. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, die bestond uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 29 november 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002541-15
datum uitspraak: 29 november 2019
TEGENSPRAAK (na aanhouding niet-gemachtigd raadsman verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 9 juni 2015 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-651216-12 tegen
[getuige],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1991,
adres: [adres]).

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ter zake van medeplegen van poging tot diefstal veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte bij arrest van 3 december 2013 niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof tijdig beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 9 juni 2015 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 25 dagen met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging onder punt 3 op pagina 4 van het vonnis terzijde stelt en aan de bewijsmiddelen wordt toegevoegd de
verklaring van getuige [getuige], afgelegd bij de raadsheer-commissaris op 25 juni 2019, inhoudende:
Het klopt dat ik op 23 augustus 2012 heb geprobeerd te stelen uit de rugzak van een toerist. Ik was toen in het gezelschap van [getuige] (het begrijpt: de verdachte) en [medeverdachte]. Ik was degene die mijn hand op de telefoon legde. De rol van de andere twee was steun. Eén stond links en één stond rechts. Het was om af te dekken en te voorkomen dat anderen konden zien wat ik aan het doen was. Ik had van [getuige] begrepen dat hij zich bezig hield met dit soort dingen en hij had het één en ander uitgelegd. Dat wilde ik in de praktijk brengen.
Het is waar dat wij met zijn drieën naar voorbijgangers met rugtassen keken en met zijn drieën heel dicht bij die mensen gingen lopen.
Een vrouw liep met een rugzak. Daar stak een stukje uit van een iPhone. De andere twee liepen links en rechts van mij. Ik heb geprobeerd om die telefoon uit de tas te halen. Dat lukte niet. Hij viel op de grond. De mevrouw had dat in de gaten en draaide zich om en begon te schreeuwen waarop wij gevlucht zijn richting het Rembrandtplein.
[getuige] was een steun voor mij. Hij liep links of rechts van mij. Het was bekend dat als er iets
gedaan moest worden, de ander moest afdekken zodat omstanders het niet konden zien.
We liepen gewoon en we wisten waar we aan toe waren in de zin van dat als ik iets zag dat ik in de praktijk wilde brengen de anderen dan wisten wat ze moesten doen en omgekeerd. Als anderen iets zagen dat ze wilden uitvoeren wist ik wat ik moest doen.
[getuige] wist wat hem te doen stond als ik naar een persoon toe ging. Misschien heb ik ook wel
gezegd: kijk, ik zie een mevrouw en daar ga ik naartoe. Dan hoefde ik niet meer uit te leggen wat hij moest doen, omdat wij elkaar hielpen om te doen wat we te doen hadden.
[getuige] hield zich al langer bezig met dit soort praktijken. Hij legde mij uit hoe ik moest stelen. Bij hem heb ik het gezien. Ik ben aanwezig geweest bij een aantal diefstallen van hem en ik heb gezien hoe hij het aanpakte.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 november 2019.
=========================================================================
[…]