ECLI:NL:GHAMS:2019:4984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-000735-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden zonder geldig rijbewijs met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs op 13 november 2018 te Haarlem. De verdachte had een ongeldig verklaard rijbewijs en was eerder veroordeeld voor verkeersmisdrijven. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 november 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de verdachte handelde uit noodzaak om een gevaarlijke verkeerssituatie te voorkomen. Het hof verwierp dit verweer, omdat niet aannemelijk was dat de auto op een gevaarlijke plek stond en de verdachte geen alternatieven had. Het hof achtte de verdachte strafbaar voor het rijden zonder geldig rijbewijs en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, mede gezien de recidive van de verdachte voor verkeersmisdrijven. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde ontzeggingen van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen gelast. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het bewezen verklaarde werd gekwalificeerd als een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000735-19
datum uitspraak: 29 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 96-225255-18, 96-160059-17 (TUL) en 23-001853-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 november 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2018 te Haarlem terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Briandlaan, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 november 2018 te Haarlem terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Briandlaan, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsvrouw heeft een beroep op ontslag van alle rechtsvervolging gedaan. Zij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat de verdachte niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan nu hij een keuze moest maken tussen het achterlaten van de auto op een onveilige plek, te weten midden op een knooppunt (het hof begrijpt: kruispunt), waardoor een gevaarlijke verkeerssituatie zou kunnen ontstaan, waarmee hij artikel 2:10 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Haarlem zou overtreden, en het rijden van de auto naar een parkeervak terwijl hij niet mocht rijden, hetgeen een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zou opleveren. De verdachte heeft voor het laatste gekozen en daarmee een zorgvuldige belangenafweging (proportionaliteit) gemaakt, mede gelet op het feit dat de politie niet bereid was hulp te verlenen bij het parkeren en hij dus geen alternatieven (subsidiariteit) had.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat zij omstreeks 2.05 uur de auto van de verdachte zagen rijden. Bij het achtervolgen van de auto zijn ze deze kort uit het oog verloren. De verbalisanten troffen de auto van de verdachte vervolgens stilstaand aan op de Albert Schweitzerlaan ter hoogte van het Leonardo da Vinciplein. De verdachte, die in zijn eentje in de auto, op de passagiersstoel, zat is door de verbalisanten aangesproken dat hij niet mocht rijden omdat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. De verdachte heeft gezegd dit te begrijpen en heeft in aanwezigheid van de politieambtenaren een ballon lachgas tot zich genomen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3], blijkt dat verbalisant [verbalisant 3] de verdachte omstreeks 2.45 uur over de Briandlaan zag rijden. De verdachte werd aangehouden, waarbij [verbalisant 1] – later ter plaatse gekomen – heeft geassisteerd. De verdachte verklaarde dat hij zijn auto wilde parkeren en dat hij wist dat hij niet mocht rijden omdat sinds februari zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Tegen deze achtergrond beschouwt het hof het verweer van de verdachte dat hij zijn auto wel moest verplaatsen, omdat anders sprake zou zijn van een gevaarlijke verkeerssituatie. Het hof acht echter niet aannemelijk dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte met diens auto op zo’n gevaarlijke plek hebben laten staan dat andere weggebruikers daardoor in gevaar zouden komen. Door de verdachte zelf is daarover nooit verklaard en het verweer mist enige onderbouwing. Daar komt bij dat aan dat verweer de stelling ten grondslag ligt dat de auto ‘midden op het knooppunt (kruispunt)’ stond. Dat strookt niet met de bevinding van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat ze de auto van de verdachte ‘op de Albert Schweitzerlaan’ hebben aangetroffen. Door de verdediging is niets aangevoerd wat het hof aan deze bevinding zou moeten doen twijfelen.
Het voorgaande leidt tot verwerping van het door de raadsvrouw gevoerde verweer.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, is dit strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte dezelfde straf zal opleggen als de politierechter heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een personenauto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij heeft daarmee te kennen gegeven zich niets aan te trekken van de jegens hem in het kader van de verkeersveiligheid door het bevoegd gezag uitgevaardigde maatregel.
Het hof weegt bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte mee dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 oktober 2019, eerder voor verkeersmisdrijven onherroepelijk is veroordeeld. Bovendien was hij, gelet op de voorwaardelijke rijontzeggingen die tegen hem liepen, een zeer gewaarschuwd mens. Gelet daarop en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd ligt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede en acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf van twee weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23-001853-17

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te vervoeren voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Gelet hierop en temeer nu het een soortgelijk feit betreft, zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-16005917

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 19 januari 2018 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van negen maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Gelet hierop en temeer nu het een soortgelijk feit betreft, zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bijkomende straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 oktober 2017, parketnummer 23-001853-17, te weten:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bijkomende straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 19 januari 2018, parketnummer 96-160059-17, te weten:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 november 2019.
=========================================================================
[…]