In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs op 13 november 2018 te Haarlem. De verdachte had een ongeldig verklaard rijbewijs en was eerder veroordeeld voor verkeersmisdrijven. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 november 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de verdachte handelde uit noodzaak om een gevaarlijke verkeerssituatie te voorkomen. Het hof verwierp dit verweer, omdat niet aannemelijk was dat de auto op een gevaarlijke plek stond en de verdachte geen alternatieven had. Het hof achtte de verdachte strafbaar voor het rijden zonder geldig rijbewijs en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, mede gezien de recidive van de verdachte voor verkeersmisdrijven. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde ontzeggingen van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen gelast. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het bewezen verklaarde werd gekwalificeerd als een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.