ECLI:NL:GHAMS:2019:4981

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-002600-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie met toepassing van taakstrafverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie, gepleegd op 26 april 2018 te Rijsenhout. De tenlastelegging omvatte beledigende uitlatingen gericht aan een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ambtenaar opzettelijk heeft beledigd door hem grove en kwetsende woorden toe te voegen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken gevorderd. Het hof heeft echter besloten om, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van twee jaren, met daarnaast een taakstraf van veertig uren. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, maar deze omgezet in een taakstraf van twintig dagen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging genomen, maar heeft ook het taakstrafverbod in acht genomen, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. Mr. Van der Werf was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002600-18
datum uitspraak: 6 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-085239-18 en 09-817494-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 oktober 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2018 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, district Schiphol, brigade Politie & Beveiliging), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Vies kankerjong" en/of "Je moet je kankermoeder neuken" en/of "Je bent echt een vies kankerjong" en/of "Je bent echt een kankermarechaussee" en/of "Ik ga je trappen en een kopstoot geven tegen je kankerbek", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2018 te Rijsenhout opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, district Schiphol, brigade Politie & Beveiliging), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Vies kankerjong" en "Je moet je kankermoeder neuken" en "Je bent echt een vies kankerjong" en "Je bent echt een kankermarechaussee" en "Ik ga je trappen en een kopstoot geven tegen je kankerbek", althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grovelijke belediging van een opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee. Hij heeft deze ambtenaar, die gewoon zijn werk deed en wiens interventie kennelijk nodig was, in zijn eer en goede naam aangetast en zijn gezag als ambtsdrager ondermijnd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 september 2019 is hij eerder veelvuldig voor belediging, bedreiging en andere misdrijven jegens ambtenaren onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit mee in het nadeel van de verdachte. Uit dit uittreksel blijkt tevens dat de verdachte op 2 januari 2018 is veroordeeld ter zake van belediging van een ambtenaar in functie tot een taakstraf – die klaarblijkelijk door de verdachte is verricht –, welke veroordeling derhalve is uitgesproken binnen vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige belediging. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing.
Voorts heeft het hof acht geslagen op hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, hetgeen het volgende inhoudt: de verdachte wordt in het kader van een andere strafzaak begeleid door de reclassering, heeft thans werk, huisvesting en een familieleven, en werkt aan zijn alcoholproblematiek, een dominante factor in het (delict)leven van de verdachte.
De stelling van de raadsman dat de verdachte op goede weg is, vindt steun in zijn justitiële documentatie, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte na het onderhavige feit geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Nu het hof deze positieve tendens niet wil doorkruisen acht het hof – rekening houdend met het taakstrafverbod - een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 maart 2018 met parketnummer 09-817494-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen, een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 november 2019.
Mr. Van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]