In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie, gepleegd op 26 april 2018 te Rijsenhout. De tenlastelegging omvatte beledigende uitlatingen gericht aan een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ambtenaar opzettelijk heeft beledigd door hem grove en kwetsende woorden toe te voegen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.
Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken gevorderd. Het hof heeft echter besloten om, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van twee jaren, met daarnaast een taakstraf van veertig uren. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, maar deze omgezet in een taakstraf van twintig dagen.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging genomen, maar heeft ook het taakstrafverbod in acht genomen, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. Mr. Van der Werf was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.