ECLI:NL:GHAMS:2019:4975

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-004683-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak primair tenlastegelegde diefstal door middel van braak; veroordeling poging tot diefstal op grond van daderspoor

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal door middel van braak, maar het hof oordeelde dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat er daadwerkelijk goederen waren weggenomen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Echter, het hof oordeelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal. Dit oordeel was gebaseerd op een DNA-match die de verdachte verbond aan de plaats delict, ondanks dat de verdediging aanvoerde dat er geen ander bewijs was en dat de match mogelijk afkomstig kon zijn van een familielid. Het hof concludeerde dat de verdachte geen aannemelijke ontlastende verklaring had gegeven en dat het bewijs voldoende was om de poging tot diefstal met braak te bevestigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 71 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en zijn inspanningen om zijn leven te beteren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004683-18
datum uitspraak: 9 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-213750-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 9 augustus 2018 in de gemeente Schagen, in of uit een pand (supermarkt) gelegen aan de [adres 2] , pinda's en/of M&M's, in elk geval een hoeveelheid snoepgoed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel] en/of [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen pinda's en/of M&M's, althans dat snoepgoed, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
subsidiairhij op of omstreeks 9 augustus 2018 in de gemeente Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in of uit een pand (supermarkt) gelegen aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel] en/of [benadeelde] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, naar dat pand (supermarkt) is toegegaan en/of aldaar een ruit van dat pand (supermarkt) heeft vernield en/of (vervolgens) dat pand (supermarkt) is binnengegaan en/of (vervolgens) heeft getracht een gat in een wand te trappen of te schoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak primair

Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend is bewezen nu op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat bij de ten laste gelegde inbraak daadwerkelijk goederen zijn weggenomen. Aangever [benadeelde] heeft dit kort na de inbraak niet kunnen vaststellen en uit de beschrijving van de camerabeelden door de politie blijkt dit evenmin onomstotelijk. Dat de getuige [getuige] deze beelden anders interpreteert doet daaraan niet af. De verdachte zal dan ook, als bepleit door de raadsvrouw, van het hem primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft namens de verdachte tevens vrijspraak bepleit van het aan hem subsidiair ten laste gelegde, kortgezegd op de grond dat de verdenking enkel is gebaseerd op een DNA-match en er geen enkel ander bewijs is. Voorts bestaat de kans dat een match wordt verkregen met een persoon van wie het desbetreffende spoor niet afkomstig is, bijvoorbeeld ingeval van verwantschap. Ten slotte heeft zij aangevoerd dat één enkel bewijsmiddel niet voldoende is voor een veroordeling. Niet is voldaan aan het bewijsminimum, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof leidt uit het dossier af dat op 9 augustus 2018 is ingebroken in supermarkt [winkel] , gevestigd aan de [adres 2] in de gemeente Schagen. Aan de zijkant van de [winkel] was een raam kapot en in de winkel lag een deel van een stoeptegel. Op videobeelden is te zien dat de dader probeerde het rolluik van een sigarettenkast open te krijgen en met zijn handen tegen het rolluik leunde. Ter hoogte van de plaats op het rolluik waar de dader tegenaan leunde, was een vermoedelijk opgedroogde druppel bloed te zien.
Gelet de feiten en omstandigheden als hierboven weergegeven is de bloeddruppel op het rolluik in de [winkel] naar het oordeel van het hof onmiskenbaar een daderspoor.
Het hof stelt vervolgens vast dat het niet anders kan zijn dat het bloedspoor afkomstig is van de verdachte nu de matchkans blijkens het deskundigenrapport van het NFI kleiner is dan één op één miljard. In hetgeen is aangevoerd noch overigens kan enig concreet aanknopingspunt worden gevonden dat dit in het onderhavige niet juist zou zijn. In het bijzonder vormt de niet nader geconcretiseerde suggestie van de verdachte dat een familielid de dader zou kunnen zijn niet zo’n aanknopingspunt.
Nu de verdachte geen aannemelijke hem ontlastende verklaring omtrent de aanwezigheid van zijn bloed op het rolluik van de sigarettenkast heeft gegeven acht het hof bewezen dat het de verdachte was die de poging tot diefstal met braak heeft gepleegd.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof, anders dan de raadsvrouw van oordeel is dat, gelet op de te bezigen bewijsmiddelen, waaronder in het bijzonder begrepen, de aangifte, het proces-verbaal sporenonderzoek en het rapport van N.F.I - deskundige [naam] aan het bewijsminimum is voldaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 augustus 2018 in de gemeente Schagen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om in een pand (supermarkt) gelegen aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel] en/of [benadeelde] , met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en het weg te nemen geld en/of de goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, naar dat pand (supermarkt) is toegegaan en aldaar een ruit van dat pand (supermarkt) heeft vernield en vervolgens dat pand (supermarkt) is binnengegaan en vervolgens heeft getracht een gat in een wand te trappen of te schoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft het primair ten laste gelegde bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 71 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal met braak in een winkel. Hij heeft een ruit van de winkel vernield, in de winkel tegen de wand/rolluik waarachter de sigaretten zich bevonden getrapt en een enorme ravage in de winkel achtergelaten. Door aldus te handelen heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan het eigendomsrecht van dat bedrijf en heeft hij zich kennelijk niet bekommerd om de schade die zou worden aangericht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 augustus 2019 is hij eerder voor een aanzienlijk aantal vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte kan niet worden volstaan met een straf die niet (deels) bestaat uit een gevangenisstraf. Ter terechtzitting is het hof gebleken dat de verdachte met hulp van Solutions en Cocaïne Anonymus werkt aan zijn drugsverslaving en gemotiveerd lijkt zijn leven een andere wending te geven. Om die reden acht het hof het niet opportuun als de verdachte voor het onderhavige gedetineerd raakt. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen en als steun in de rug, zal het hof de passend te achten gevangenisstraf van een duur als hieronder vermeld grotendeels in voorwaardelijke vorm opleggen. Daarnaast zal het hof, om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, een taakstraf aan de verdachte opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, straffen van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
71 (eenenzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
70 (zeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. A.M. van Woensel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2019.
mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]