In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een imitatiepistool, een replica van een Walther P99. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op of omstreeks 26 september 2018 in Schagen een replica pistool voorhanden had. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd niet betwist, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 of 10 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft het hof de straf bevestigd, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. Het hof benadrukte dat het voorhanden hebben van een replica pistool ernstige gevolgen kan hebben, vooral omdat het wapen gebruikt kan worden om af te schrikken, wat kan leiden tot bedreigende situaties voor anderen.
De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.