ECLI:NL:GHAMS:2019:4957
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van moord na onvoldoende bewijs en beoordeling van getuigenverklaringen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van moord op [benadeelde], gepleegd op of omstreeks 14 mei 2014 in Amsterdam. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, die de verdachte eerder had vrijgesproken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 november 2019 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman.
De tenlastelegging betrof het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van [benadeelde]. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was. De verklaring van een bedreigde getuige, die op 11 juni 2015 bij de politie had verklaard over de schietpartij, werd door de rechter-commissaris als betrouwbaar beschouwd, maar het hof oordeelde dat deze verklaring niet voldoende steun bood voor een bewezenverklaring. Het hof benadrukte dat een bewezenverklaring niet uitsluitend mag steunen op de verklaring van een bedreigde getuige en dat er voldoende ander bewijs moet zijn.
Het hof heeft ook gekeken naar andere getuigenverklaringen en bewijsmateriaal, maar concludeerde dat deze onvoldoende waren om de verdachte als dader aan te wijzen. De aangever had bij een confrontatie de verdachte niet herkend, en de overige bewijsstukken waren niet overtuigend genoeg. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde moord.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, [benadeelde], een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. Het hof heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.