ECLI:NL:GHAMS:2019:4949

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
23-003612-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging van politieambtenaren door beledigende uitlatingen in de Turkse taal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van eenvoudige belediging van twee politieagenten door hen in het Turks te beledigen met de woorden 'laat je neuken, pooier'. De feiten vonden plaats op 7 augustus 2018 te Amsterdam, waar de verdachte deze beledigende woorden uitte in de tegenwoordigheid van de verbalisanten. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 oktober 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte geen opzet had op de belediging en dat hij iets anders bedoelde met zijn woorden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn woorden als beledigend zouden worden opgevat. Het hof heeft de tenlastelegging bewezen verklaard en de verdachte schuldig bevonden aan de eenvoudige belediging van de politieambtenaren. De politierechter had eerder een geldboete van € 500,00 opgelegd, maar het hof heeft besloten om in hoger beroep een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op te leggen, met een proeftijd van twee jaren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003612-18
datum uitspraak: 4 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-156380-18 en 13-702864-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2018 te Amsterdam opzettelijk (meermalen) een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie en/of [verbalisant 2], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden (in de Turkse taal) toe te voegen: "Laat je neuken, pooier", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting primair bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat de verdachte geen opzet had op de belediging van de verbalisanten. De verdachte heeft iets anders bedoeld met de gebezigde woorden dan hetgeen ten laste is gelegd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 7 augustus 2018 heeft de verdachte Turkse woorden geuit tegen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Volgens verbalisant [verbalisant 3], die een Turkse achtergrond heeft en de Turkse taal machtig is, betreft de letterlijke betekenis van deze woorden “laat je neuken, pooier”. Deze tekst is in zijn aard beledigend en de verbalisanten hebben deze tekst ook als beledigend opgevat. Het hof is van oordeel dat de verdachte, door deze woorden jegens een ander te uiten, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn woorden als beledigend door die ander zouden worden opgevat. De verdachte had derhalve op zijn minst voorwaardelijk opzet op de belediging van de verbalisanten en het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 augustus 2018 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie en [verbalisant 2], gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden (in de Turkse taal) toe te voegen: “Laat je neuken, pooier”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft zich, zo het tot strafoplegging komt, gerefereerd aan de eis van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in het bijzijn van anderen tegen twee politiemensen in de Turkse taal gezegd “
laat je neuken, pooier”. De verdachte heeft het gezag van de politie ondermijnd en de ambtenaren in hun eer en goede naam aangetast. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het niet zijn bedoeling was om de politie te beledigen. Ten tijde van het gepleegde feit was hij in de war, omdat hij net terug was in Nederland, geen slaapplek had en niet wist waar hij naartoe kon. De verdachte heeft verder verklaard dat hij graag een kans zou willen krijgen om een taakstraf te verrichten, nu hij al een jaar zonder werk zit en een bijstandsuitkering ontvangt waarvan hij iedere maand maar een klein bedrag overhoudt.
Gelet op de geschetste persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, en de houding van de verdachte op zitting, ziet het hof aanleiding om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, in plaats van de eerder opgelegde geldboete.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 november 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. In plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, heeft de politierechter van de rechtbank te Amsterdam bij vonnis van 2 oktober 2018 een taakstraf gelast van 56 uren, in geval van het niet naar behoren verrichten te vervangen door een hechtenis voor de duur van 28 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De verdachte heeft zich wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, gepleegd voor het verlopen van de proeftijd van twee jaren, bepaald bij de oplegging van de voorwaardelijke straf, terwijl ook is voldaan aan alle andere wettelijke vereisten om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat op grond van de eerdergenoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 29 augustus 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 november 2017, parketnummer 13-702864-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Trel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2019.
=========================================================================
[…]