ECLI:NL:GHAMS:2019:4939

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
23-002364-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed van amfetamine en GHB

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor het besturen van een driewielig motorrijtuig onder invloed van amfetamine en GHB op 11 oktober 2017 te Heerhugowaard. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 oktober 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging is gewijzigd, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een bloedconcentratie had van 700 microgram amfetamine en 79 milligram GHB per liter bloed, wat boven de wettelijke grenswaarden ligt.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor verkeersdelicten en heeft het feit gepleegd tijdens een lopende proeftijd. Het hof heeft de straffen, bestaande uit een taakstraf van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, bevestigd, en heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002364-18
datum uitspraak: 17 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 juni 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 96-022619-18 en 96-183103-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Heerhugowaard een voertuig, te weten een driewielig motorrijtuig, heeft bestuurd na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerwet 1994, te weten amfetamine en GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 700 microgram amfetamine per liter bloed en 79 milligram GHB per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2017 te Heerhugowaard een voertuig, te weten een driewielig motorrijtuig, heeft bestuurd na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 700 microgram amfetamine per liter bloed en 79 milligram GHB per liter bloed bedroeg.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een driewielig motorrijtuig op de openbare weg onder invloed van amfetamine en GHB. Door het gebruik van drugs heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer miskend en heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. De verdachte heeft bovendien het gevaar voor de verkeersveiligheid nog vergroot door een combinatie van drugs te gebruiken. Het hof acht dit een ernstig feit.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2019 blijkt dat hij meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van verkeersdelicten. Bovendien heeft hij het feit gepleegd gedurende een lopende proeftijd in verband met de voorwaardelijke veroordeling voor soortgelijke delicten. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij uit eerdere veroordelingen geen enkele lering heeft getrokken en zich in het geheel niet heeft bekommerd om de veiligheid van zijn medeweggebruikers.
Gelet op de hiervoor omschreven ernst van het feit en de relevante recidive acht het hof de straffen die door de rechter in eerste aanleg zijn opgelegd alleszins gerechtvaardigd. Het hof ziet in het reclasseringsadvies van GGZ reclassering Fivoor van 26 september 2019 en in hetgeen overigens ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht geen aanleiding hiervan in strafmatigende zin af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 96-183103-14 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 15 april 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van 3 maanden van deze voorwaardelijke gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging de positieve ontwikkelingen van de verdachte zal doorkruisen. Ook ziet de raadsman – gezien het aanzienlijke tijdsverloop – niet in welk strafrechtelijk doel (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging dient. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk toe te wijzen en om te zetten in een taakstraf.
Het hof stelt allereerst vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit en daardoor de algemene voorwaarde zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten niet heeft nageleefd. Voorts stelt het hof vast dat de proeftijd door de strafrechter eerder is verlengd, zodat de verdachte andermaal te kennen is gegeven zich niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat, mede ter wille van de geloofwaardigheid van het wettelijk systeem van de voorwaardelijke veroordelingen, een bevel tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden gelast. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden de duur van de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf te matigen of die straf om te zetten naar een taakstraf, temeer nu ook in eerdergenoemd reclasseringsadvies van Fivoor naar voren komt dat dat er onvoldoende zwaarwegende redenen zijn om af te zien van tenuitvoerlegging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 april 2016, parketnummer 96-183103-14, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Trel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 oktober 2019.
Mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]