ECLI:NL:GHAMS:2019:4932

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
23-000191-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederspannigheid wegens onvoldoende bewijs in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor wederspannigheid, omdat hij zich op 19 mei 2018 te Amsterdam had verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1], die hem een aanwijzing gaf om het Centraal Station te verlaten. De verdachte had geen vervoersbewijs en voldeed niet aan de aanwijzing van de buitengewoon opsporingsambtenaren. Tijdens de confrontatie raakte de verdachte uit balans en maakte hij zwaaiende bewegingen, waarbij hij mogelijk [verbalisant 1] raakte.

De advocaat-generaal vorderde vrijspraak, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk geweld had gebruikt. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was, aangezien de verklaring van de getuige [verbalisant 2] niet voldeed aan de eisen voor een bewezenverklaring. De subjectieve indrukken van getuigen dragen niet bij aan het bewijs. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.

De uitspraak benadrukt het belang van objectief bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de bewijsvoering. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de wederspannigheid, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan het ten laste gelegde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000191-19
datum uitspraak: 20 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-097678-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 december 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1], werkzaam in de rechtmatige oefening van haar bediening, te weten toezicht en handhaving van Amsterdam Centraal station (als buitengewoon opsporingsambtenaar aangesteld in domein openbaar vervoer) door hevig met de armen te maaien en/of slaande bewegingen te maken in de richting van voornoemde ambtenaar en/of voornoemde ambtenaar op/tegen het oog te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken, omdat niet is bewezen dat de maaiende beweging van de verdachte in de richting van [verbalisant 1] erop was gericht om haar te raken of daarmee zich tegen haar te verzetten.

Vrijspraak

De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota betoogd dat het feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof gaat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 19 mei 2018 omstreeks 02.00 uur troffen de buitengewoon opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte aan in het Centraal Station binnen het gebied waarvoor een vervoersbewijs nodig is. De verdachte was niet in het bezit van een vervoersbewijs, waarna [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte een aanwijzing gaven het station te verlaten. De verdachte voldeed niet aan deze aanwijzing waarna [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hem naar de uitgang begeleidden. Toen de verdachte onvoldoende afstand hield tot [verbalisant 1] heeft zij hem geduwd. Daarbij heeft zij de verdachte onbedoeld bij de keel geraakt. De verdachte raakte uit balans en maakte in reactie zwaaiende bewegingen waarbij [verbalisant 1] in het gezicht werd geraakt.
De verdachte betwist dat hij [verbalisant 1] opzettelijk heeft geslagen. Door haar duw is hij met deels gestrekte armen achterover gevallen. Mogelijk heeft hij haar toen geraakt.
[verbalisant 2] heeft verklaard dat de verdachte in zijn
halveval uithaalde, met zijn hand maaide en toen tegen de wang van [verbalisant 1] aankwam. In de optiek van [verbalisant 2] haalde de verdachte bewust uit naar het gezicht van [verbalisant 1].
Het bewijs dat de verdachte met een maaiende beweging in de richting van [verbalisant 1] het opzet had op het toepassen van geweld en daarmee het plegen van verzet, kan uitsluitend op de verklaring van [verbalisant 2] worden gebaseerd. Een getuige dient te verklaren wat hij of zij heeft waargenomen: de subjectieve indrukken van de getuige of de gevolgtrekkingen die hij of zij daaraan verbindt, dragen niet bij aan het bewijs.
Voor een bewezenverklaring van wederspannigheid is daarom onvoldoende bewijs, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 december 2019.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]