ECLI:NL:GHAMS:2019:4927

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
23-003828-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden tijdens ontzegging van de rijbevoegdheid en betrouwbaarheid van herkenningen door verbalisanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van het rijden op een bromfiets terwijl hem de rijbevoegdheid was ontzegd. Dit gebeurde op 2 april 2018 te Haarlem. De verdediging voerde aan dat de herkenningen door de verbalisanten onvoldoende specifiek en betrouwbaar waren. Het hof oordeelde echter dat de verbalisanten de verdachte goed hadden kunnen zien en hem duidelijk herkenden, wat de herkenningen voldoende betrouwbaar maakte. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het tenlastegelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte zich niets gelegen had laten liggen aan eerdere rechterlijke uitspraken en dat de ernst van het feit een gevangenisstraf rechtvaardigde. De op te leggen straffen zijn gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003828-18
datum uitspraak: 9 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-071655-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2018 te Haarlem terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Lange Herenvest, een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een enigszins andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten onvoldoende (specifiek) zijn en daarom onvoldoende betrouwbaar om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Het proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2018, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], houdt in dat zij de verdachte goed in zijn gezicht hebben kunnen zien, dat zij de verdachte toen duidelijk herkenden, dat zij ambtshalve bekend met hem waren vanwege eerdere staandehoudingen en dat de verdachte een fors postuur heeft en goed is herkennen aan zijn korte, rode/rossige haar. Op grond hiervan acht het hof de herkenningen voldoende specifiek en betrouwbaar. De omstandigheid dat het (door verbalisant [verbalisant 2] opgenomen) filmpje van de verdachte terwijl hij aan het rijden was, niet in het dossier zit, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Het hof verwerpt dan ook het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 april 2018 te Haarlem, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Lange Herenvest, een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden op een bromfiets, terwijl hij wist dat hem de rijbevoegdheid was ontzegd. Daarmee heeft hij ervan blijk gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan een hem betreffende rechterlijke veroordeling ter zake van verkeersdelicten. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 augustus 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht het hof - mede gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht - geen andere straf passend dan een gevangenisstraf. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen, zal het hof deze straf in voorwaardelijke vorm opleggen met een proeftijd van twee jaren. Voor een proeftijd van kortere duur, zoals door de raadsman bepleit, ziet het hof geen aanleiding.
Tevens zal het hof aan de verdachte een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straffen passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat, met name gelet op de ernst van het feit, in hetgeen door de raadsman overigens is aangevoerd geen grond kan worden gevonden voor het opleggen van lagere straffen dan de hieronder bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. A.M. van Woensel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2019.
Mr. Van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]