In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van het rijden op een bromfiets terwijl hem de rijbevoegdheid was ontzegd. Dit gebeurde op 2 april 2018 te Haarlem. De verdediging voerde aan dat de herkenningen door de verbalisanten onvoldoende specifiek en betrouwbaar waren. Het hof oordeelde echter dat de verbalisanten de verdachte goed hadden kunnen zien en hem duidelijk herkenden, wat de herkenningen voldoende betrouwbaar maakte. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het tenlastegelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte zich niets gelegen had laten liggen aan eerdere rechterlijke uitspraken en dat de ernst van het feit een gevangenisstraf rechtvaardigde. De op te leggen straffen zijn gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.