ECLI:NL:GHAMS:2019:4912

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
23-001666-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis fietsendiefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 8 mei 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Angola in 1974, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en stond terecht voor fietsendiefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal had eenzelfde straf gevorderd. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn motivatie voor hulpverlening en zijn aanmelding bij een verslavingskliniek. Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Dit is bedoeld om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. Het hof heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht genoemd en de beslissing genomen om het vonnis te vernietigen ten aanzien van de strafoplegging, maar het vonnis voor het overige te bevestigen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001666-17
datum uitspraak: 15 februari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer
15-265404-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Angola) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en motivering daarvan – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de bij de strafoplegging toe te passen artikelen aanvult met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg feiten 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van voorarrest, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangevers door zich schuldig te maken aan diefstal van hun fietsen. Fietsendiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder voor de benadeelde veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2019 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben de verdachte en zijn raadsman de persoonlijke omstandigheden van de verdachte toegelicht. Anders dan staat vermeld in het reclasseringsrapport van Fivoor van 5 februari 2018 – waar het hof ter terechtzitting in hoger beroep kennis van heeft genomen – is de verdachte nu wel gemotiveerd voor hulpverlening en heeft hij zich in dat kader vrijwillig aangemeld bij verslavingskliniek Terwille, waar hij op korte termijn klinisch kan worden behandeld. Alhoewel de verdachte, met name gelet op zijn harddrugsverslaving, hobbels moet nemen, lijkt hij thans de goede weg in geslagen en tracht hij zijn leven op orde te krijgen.
In het vorengaande ziet het hof evenals de advocaat-generaal en de raadsman aanleiding om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarmee wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Van enige vrijheidsbeneming waarmee op de voet van artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht rekening mee moet worden gehouden is uit het dossier niet gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N.A. Schimmel en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 februari 2019.
=========================================================================
[…]