ECLI:NL:GHAMS:2019:4897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
23-000577-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na mishandeling met lichte duw

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling van een benadeelde partij, waarbij de verdachte op 2 september 2016 in Amsterdam een lichte duw had gegeven aan het slachtoffer, wat resulteerde in een heupfractuur. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voorwaardelijk zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 250,00. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Het hof concludeert dat de aard van de gedraging, het geven van een lichte duw, niet kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig of onachtzaam handelen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij de kosten voor zowel de verdachte als de benadeelde partij voor eigen rekening kwamen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000577-18
datum uitspraak: 5 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-133564-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1932,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij, op of omstreeks 2 september 2016, te Amsterdam, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] te duwen tegen diens lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupfractuur ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij, op of omstreeks 2 september 2016, te Amsterdam, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig [benadeelde] heeft geduwd tegen diens lichaam, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupfractuur, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,00 met een proeftijd voor de duur van twee jaren.

Vrijspraak

Primair tenlastegelegde
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair tenlastegelegde, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte, nadat hij door het slachtoffer op zijn gedrag werd aangesproken, naar hem toe is gelopen en hem een duw heeft gegeven, ten gevolge waarvan het slachtoffer ten val is gekomen en een heup heeft gebroken. Daarmee heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld, aldus de advocaat-generaal.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep, samengevat, bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het hem subsidiair tenlastegelegde op de grond dat de verdachte het slachtoffer slechts een kleine duw heeft gegeven om ruimte te creëren, hij niet verwacht had dat het slachtoffer te val zou komen en geen sprake is van een strafbaar feit.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte reed op 2 september 2016 met zijn scooter op de stoep van de Beethovenstraat te Amsterdam, alwaar hij het slachtoffer (rakelings) passeerde. Het slachtoffer sprak de verdachte aan op zijn rijgedrag, waarna een woordenwisseling tussen beiden ontstond. De verdachte parkeerde zijn scooter. Hij en het slachtoffer stonden vervolgens dicht op elkaar. Hierop heeft de verdachte het slachtoffer een duw gegeven om ruimte te creëren. Blijkens de verklaring van de verdachte, die op dit punt steun vindt in de verklaring van getuige [getuige], ging het daarbij om een zachte duw. Ten gevolge van deze duw deinsde het slachtoffer achteruit en kwam hij ten val, waarna zijn heup bleek te zijn gebroken.
Uit voorgaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat het slachtoffer ten gevolge van het handelen van de verdachte, te weten het geven van een duw, zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in die zin dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onachtzaam heeft gehandeld. Deze vraag beantwoordt het hof ontkennend, nu aard en ernst van de gedraging (het geven van een lichte duw) op zichzelf een dergelijke conclusie niet rechtvaardigt. Ook de overige omstandigheden van het geval vormen hiervoor geen grond. Hierbij betrekt het hof dat de fysieke conditie van het slachtoffer – die naar eigen zeggen kerngezond was vóór het onderhavige incident – destijds niet dusdanig (kenbaar) broos en fragiel was dat het handelen van de verdachte op die grond (aanmerkelijke) schuld oplevert. Uitsluitend de gevorderde leeftijd van het slachtoffer is hiervoor onvoldoende redengevend.
De verdachte dient daarom ook van het hem subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.336,96, bestaande uit € 1.336,96 aan materiële schade en
€ 5.000,00 aan immateriële schade. Voorts heeft de benadeelde partij in eerste aanleg € 4.336,91 aan proceskosten gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 4.250,00, bestaande uit € 1.250,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, met toewijzing van € 768,00 aan proceskosten.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte en de benadeelde partij ieder in de eigen kosten.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2019.
Mr. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
[…]