ECLI:NL:GHAMS:2019:4886

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
23-002579-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2019. De verdachte, geboren in Turkije in 1984 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank, voor zover het de gevangenisstraf betreft, vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot vijftien maanden, maar het hof heeft de straf verlaagd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden. De verdachte had een vuurwapen met munitie voorhanden gehad, wat als gevaarlijk werd beschouwd voor de samenleving. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en nog in de proeftijd liep van zijn laatste veroordeling.

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier, met uitzondering van mr. A. Dantuma-Hieronymus, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002579-19
datum uitspraak: 18 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701181-19 en 13-213005-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1984,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 november 2019 en 4 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – inclusief de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging – en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg in zijn binnenzak een vuurwapen voorhanden gehad met in het patroonmagazijn tien stuks munitie. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen ter beveiliging had aangeschaft omdat hij had ontdekt dat hij werd gevolgd. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik ervan zou kunnen worden geconfronteerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof acht strafverzwarend dat het wapen geladen en binnen handbereik was en dat de verdachte kennelijk, gelet op zijn verklaring, bereid was het te gebruiken tegen een mogelijke dreiging.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 november 2019 waaruit blijkt dat hij tweemaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en dat hij zelfs nog in de proeftijd liep van de laatste veroordeling.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met een andere dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf kan niet worden volstaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, inclusief de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging en met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. M. Lolkema en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 december 2019.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]