Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2019. De verdachte, geboren in Turkije in 1984 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank, voor zover het de gevangenisstraf betreft, vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot vijftien maanden, maar het hof heeft de straf verlaagd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden. De verdachte had een vuurwapen met munitie voorhanden gehad, wat als gevaarlijk werd beschouwd voor de samenleving. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en nog in de proeftijd liep van zijn laatste veroordeling.
De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier, met uitzondering van mr. A. Dantuma-Hieronymus, die buiten staat was om te ondertekenen.