ECLI:NL:GHAMS:2019:487
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verklaring derdenbeslag en verjaring van vorderingen bij echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van DB Beleggingen B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. DB Beleggingen heeft beslag gelegd onder de ex-echtgenote van de schuldenaar, omdat zij meent dat de schuldenaar € 100.000,- van haar te vorderen heeft wegens onderbedeling bij de boedelverdeling. De ex-echtgenote heeft echter verklaard dat de schuldenaar niets van haar te vorderen heeft. Het hof oordeelt dat, indien de vordering wegens onderbedeling heeft bestaan, deze is verjaard.
De rechtbank had eerder de vorderingen van DB Beleggingen afgewezen, omdat de ex-echtgenote had aangetoond dat zij geen geld aan de schuldenaar verschuldigd was. DB Beleggingen heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat DB Beleggingen onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de vordering niet verjaard is. De verjaringstermijn van vijf jaar is niet gestuit, en de verklaring van derdenbeslag is dus terecht afgewezen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt DB Beleggingen in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.