ECLI:NL:GHAMS:2019:4728

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
200.254.642/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Amerikaanse vaderschapsbeslissingen en inschrijving geboortegegevens in de registers van de burgerlijke stand

In deze zaak gaat het om de erkenning van Amerikaanse vaderschapsbeslissingen en de inschrijving van geboortegegevens van twee kinderen in de registers van de burgerlijke stand. Verzoekers, een echtpaar uit Australië, hebben in 2005 hun huwelijk gesloten en hebben via een draagmoeder in de Verenigde Staten twee kinderen gekregen. De draagmoeder heeft afstand gedaan van haar ouderlijke rechten, en de verzoekers hebben de juridische vaderschap van de kinderen via adoptie willen vaststellen. De rechtbank Amsterdam heeft op 14 november 2018 een beschikking gegeven, waarin het verzoek tot erkenning van de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen is afgewezen. Verzoekers zijn hiertegen in hoger beroep gegaan.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 31 december 2019 geoordeeld dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden aangemerkt als een tussenbeschikking. Dit betekent dat verzoekers in hun hoger beroep niet ontvankelijk zijn, omdat hoger beroep tegen een tussenbeschikking alleen tegelijk met de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechtbank anders heeft bepaald. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank geen eindbeslissing heeft gegeven op het verzoek tot vaststelling en inschrijving van de geboortegegevens van de kinderen. Hierdoor is het hof tot de conclusie gekomen dat de verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep.

De beslissing van het hof is dat verzoekers niet ontvankelijk worden verklaard in hun verzoeken in hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.254.642/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/649427 / FA RK 18-3704 (MN/MH)
Beschikking van de meervoudige kamer van 31 december 2019 inzake
[verzoeker X] ,
wonende te [woonplaats] , [deelstaat] , Australië,
hierna te noemen: [X] ,
en
[verzoeker Y] ,
wonende te [woonplaats] , [deelstaat] , Australië,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: [Y] ,
advocaat: mr. W.J. Eusman te Amsterdam,
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag (hierna te noemen: de ABS).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 14 november 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Verzoekers zijn op 13 februari 2019 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking van 14 november 2018.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de ABS van 10 april 2019 met bijlagen, ingekomen op 12 april 2019;
- een brief van de zijde van verzoekers van 2 augustus 2019 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 augustus 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- mr. Eusman, namens verzoekers;
- de heer A.R. Baptiste en mevrouw M. Mangert, namens de ABS.
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.
[X] en [Y] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon ter zitting verschenen. Als informant is verschenen mevrouw [Z] , zuster van verzoeker [Y] .
Mr. Eusman heeft ter zitting gepleit aan de hand van een pleitnotitie.
2.4
Nadien is bij het hof het volgende stuk ingekomen:
- een brief van de zijde van verzoekers van 16 september 2019 met als bijlage de zittingsaantekeningen van de zitting bij de rechtbank op 30 augustus 2018, bij het hof ingekomen op 17 september 2019.

3.De feiten

3.1
Verzoekers zijn met elkaar gehuwd [in] 2005 te Delft. Zij hadden een kinderwens. In verband hiermee hebben zij met [de draagmoeder] (hierna ook te noemen: de draagmoeder), wonende te [plaats] , Hawaii, Verenigde Staten van Amerika (VS), afspraken gemaakt die er kort gezegd op neerkomen dat [de draagmoeder] voor verzoekers kinderen zal dragen, ter wereld zal brengen en dat zij afstand zal doen van haar rechten en verplichtingen als ouder met betrekking tot die kinderen ten behoeve van de wensouders. Voorts zijn zij overeengekomen dat de kinderen na de bevalling mee zullen gaan met verzoekers en dat verzoekers de verzorging en opvoeding voor hun rekening zullen nemen. Het is van begin af aan de bedoeling van verzoekers geweest dat verzoeker [Y] door middel van stiefouderadoptie eveneens de juridische vader zou zijn van de kinderen.
3.2
Na in vitro fertilisatie behandelingen, waarbij gebruik werd gemaakt van eicellen van een eiceldonor en sperma van verzoeker [X] , is de draagmoeder twee maal zwanger geworden. Zij is [in] 2014 te [geboorteplaats] , Hawaii, VS, bevallen van een dochter genaamd [kind A] (hierna te noemen: [kind A] ) en [in] 2017 is zij te [geboorteplaats] , Hawaii, VS, bevallen van een zoon genaamd [kind B] (hierna te noemen: [kind B] ).
3.3
[kind A] en [kind B] (hierna tezamen ook: de kinderen) worden sinds hun geboorte verzorgd en opgevoed door verzoekers. Verzoekers wonen samen met de kinderen in [woonplaats] , [deelstaat] , Australië.
3.4
Bij beslissing van 26 januari 2015 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii is onder meer het vaderschap van verzoekers van [kind A] gerechtelijk vastgesteld en het juridische ouderschap van [de draagmoeder] ontkend. Bij uitspraak van 9 februari 2015 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii is de adoptie uitgesproken van [kind A] door verzoeker [Y] .
3.5
Bij beslissing van 19 oktober 2017 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii is onder meer het vaderschap van verzoekers van [kind B] gerechtelijk vastgesteld en het juridische ouderschap van [de draagmoeder] ontkend. Bij uitspraak van 19 oktober 2017 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii is de adoptie uitgesproken van [kind B] door verzoeker [Y] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is:
- afgewezen het verzoek tot erkenning van de Amerikaanse beslissingen van 26 januari 2015 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS en 19 oktober 2017 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS (hierna: de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen);
- aangehouden de beslissing ten aanzien van de erkenning van de beslissing van 9 februari 2015 van het First Circuit Court of the State of Hawaii en de beslissing van 19 oktober 2017 van het First Circuit Court of the State of Hawaii, waarbij de adoptie door verzoeker [Y] is uitgesproken over de minderjarigen (hierna: de Amerikaanse adoptiebeslissingen);
- naar het hof begrijpt: aangehouden het verzoek tot adoptie van de kinderen door [Y] naar Nederlands recht;
- aangehouden het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens van de kinderen;
- bepaald dat de behandeling pro forma wordt voortgezet op 18 februari 2019.
4.2
[X] en [Y] verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover de rechtbank het verzoek tot erkenning van de Amerikaanse beslissingen van 26 januari 2015 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, en van 19 oktober 2017 van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, heeft afgewezen, en opnieuw rechtdoende:
- het verzoek tot erkenning van de beslissingen van 26 januari 2015 van de Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, en van 19 oktober 2017 van de Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, toe te wijzen;
en voorts voor [kind A] :
- de volgende geboortegegevens van [kind A] vast te stellen:
[in] 2014 geboren te [geboorteplaats] , Hawaii, VS, van het vrouwelijk geslacht,
dochter van [de draagmoeder] , geboren [in] 1979;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van Den Haag te gelasten de geboortegegevens van [kind A] zoals in de te geven beschikking vastgesteld op de hiervoor verzochte wijze, in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, en als latere vermelding aan die akte toe te voegen:
 vaderschap van [verzoeker X] , geboren [in] 1976, vastgesteld bij uitspraak van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, op 26 januari 2015;
geslachtsnaam kind: [geslachtsnaam verzoeker X] ;
 vaderschap van [verzoeker Y] , geboren [in] 1962, vastgesteld bij uitspraak van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, op 26 januari 2015;
geslachtsnaam kind: [geslachtsnaam verzoeker X] ;
en voorts voor [kind B] :
- de volgende geboortegegevens van [kind B] vast te stellen:
[in] 2017 geboren te [geboorteplaats] , Hawaii, VS, van het mannelijk geslacht,
zoon van [de draagmoeder] , geboren [in] 1979;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van Den Haag te gelasten de geboortegegevens van [kind B] zoals in de te geven beschikking vastgesteld op de hiervoor verzochte wijze, in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, en als latere vermelding aan die akte toe te voegen:
 vaderschap van [verzoeker X] , geboren [in] 1976, vastgesteld bij uitspraak van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, op 19 oktober 2017;
geslachtsnaam kind: [geslachtsnaam verzoeker X] ;
 vaderschap van [verzoeker Y] , geboren [in] 1962, vastgesteld bij uitspraak van het Family Court of the First Circuit of the State of Hawaii, VS, op 19 oktober 2017;
geslachtsnaam kind: [geslachtsnaam verzoeker X] .
4.3
De ABS verzoekt verzoekers niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken in hoger beroep, dan wel hun verzoeken af te wijzen.

5.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

5.1
Het hof dient allereerst ambtshalve te beoordelen of verzoekers in hun hoger beroep tegen de bestreden beschikking kunnen worden ontvangen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep ter zitting aan de orde gesteld, aangezien de vraag zich voordoet of de bestreden beschikking moet worden aangemerkt als een tussenbeschikking. Ingevolge artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan van een tussenbeschikking slechts tegelijk met de eindbeschikking hoger beroep worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
5.2
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de bestreden beschikking een deelbeschikking is. In het dictum wordt immers op een deel van het door hen verzochte, te weten het verzoek tot erkenning van de vaderschapsbeslissingen van de Amerikaanse rechter van 26 januari 2015 en 19 oktober 2017, definitief beslist. Van deze beslissing staat hoger beroep open. Het gaat er daarbij om dat het juridisch ouderschap van beide vaders wordt erkend en daarvoor is vereist dat de beslissingen van de Amerikaanse rechter erkend worden op grond van artikel 10:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3
Het hof overweegt als volgt.
In eerste aanleg hebben verzoekers, blijkens het inleidend verzoekschrift, aanvankelijk verzocht de adoptie uit te spreken door verzoeker [Y] van de kinderen en daarbij te verstaan dat de familierechtelijke betrekking tussen de kinderen en verzoeker [X] in stand blijft. Voorts hebben zij verzocht de geboortegegevens van de kinderen vast te stellen overeenkomstig hetgeen hiervoor onder 4.2 is weergegeven en de ABS te gelasten deze geboortegegevens in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand. Blijkens de bestreden beschikking en de zittingsaantekeningen hebben verzoekers hun verzoeken ter zitting in eerste aanleg echter gewijzigd.
Uit rechtsoverweging 3.1 van de bestreden beschikking blijkt dat hun verzoeken in eerste aanleg er na deze wijziging – kort gezegd – op neer komen dat zij hebben verzocht primair de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen te erkennen, subsidiair de Amerikaanse adoptiebeslissingen te erkennen en meer subsidiair de adoptie van de kinderen door verzoeker [Y] naar Nederlands recht uit te spreken. Daarbij hebben zij verzocht de geboortegegevens van de kinderen vast te stellen zoals hiervoor vermeld en de ABS te gelasten de geboortegegevens van de kinderen in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank heeft vervolgens het primaire verzoek tot erkenning van de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen, na toetsing aan artikel 10:100 BW, afgewezen wegens strijd met de openbare orde en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
5.4
Ter zitting in hoger beroep heeft mr. Eusman desgevraagd verklaard dat er ter zitting in eerste aanleg met de rechtbank discussie is ontstaan over de ingediende verzoeken, waarna deze zijn geherformuleerd zoals in de bestreden beschikking vermeld, maar dat de inschrijving van de geboortegegevens van de kinderen (en de rechtsgevolgen daarvan) het door verzoekers beoogde materieelrechtelijke resultaat is van de onderhavige procedure. Voor die inschrijving is erkenning van de Amerikaanse vaderschaps- of adoptiebeslissingen vereist.
Met betrekking tot het primaire verzoek tot “erkenning” van de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen blijkt uit de bestreden beschikking noch uit de zittingsaantekeningen wat daarvan precies de wettelijke grondslag is. De ABS heeft ter zitting in hoger beroep terecht erop gewezen, dat verzoekers geen verklaring voor recht als bedoeld in artikel 1:26 lid 1 BW hebben verzocht. De bestreden beschikking geeft er voorts geen blijk van dat de rechtbank het afgewezen primaire verzoek van appellanten in die zin heeft opgevat. Daaromtrent is bovendien geen grief geformuleerd. Bij deze stand van zaken gaat het hof ervan uit dat de door verzoekers gewenste erkenning van de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen uitgelegd dient te worden als zijnde één van drie zelfstandige grondslagen (door verzoekers als primair, subsidiair en meer subsidiair betiteld) voor het verzoek tot het vaststellen van, en gelasten van de inschrijving van de geboortegegevens van, de kinderen in de registers van de burgerlijke stand. Het verzoek tot erkenning van de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen is, gelet op deze context, dan ook niet als de uiteindelijke inzet van dit rechtsgeding aan te merken. De bij de bestreden beschikking gegeven beslissing op het primaire verzoek heeft derhalve nog niet aan enig deel van het in dit geding verzochte definitief een einde gemaakt. Nu met de bestreden beschikking nog geen eindbeslissing is gegeven op het verzoek tot vaststelling en inschrijving van de geboortegegevens van de kinderen, komt het hof tot de conclusie dat de bestreden beschikking aldus een tussenbeschikking is.
5.5
Als gezegd, kan ingevolge het bepaalde in artikel 358 lid 4 Rv hoger beroep tegen een tussenbeschikking slechts worden ingesteld tegelijk met dat van de eindbeschikking of tussentijds indien de rechtbank de mogelijkheid daartoe heeft opengesteld. Vaststaat dat in het onderhavige geval aan geen van beide voorwaarden is voldaan. Verzoekers zullen in hun verzoeken in hoger beroep dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoeken in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. A.V.T. de Bie en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. S.C.G.A. Duivenvoorde als griffier en is op 31 december 2019 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.