ECLI:NL:GHAMS:2019:4728
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Erkenning van Amerikaanse vaderschapsbeslissingen en inschrijving geboortegegevens in de registers van de burgerlijke stand
In deze zaak gaat het om de erkenning van Amerikaanse vaderschapsbeslissingen en de inschrijving van geboortegegevens van twee kinderen in de registers van de burgerlijke stand. Verzoekers, een echtpaar uit Australië, hebben in 2005 hun huwelijk gesloten en hebben via een draagmoeder in de Verenigde Staten twee kinderen gekregen. De draagmoeder heeft afstand gedaan van haar ouderlijke rechten, en de verzoekers hebben de juridische vaderschap van de kinderen via adoptie willen vaststellen. De rechtbank Amsterdam heeft op 14 november 2018 een beschikking gegeven, waarin het verzoek tot erkenning van de Amerikaanse vaderschapsbeslissingen is afgewezen. Verzoekers zijn hiertegen in hoger beroep gegaan.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 31 december 2019 geoordeeld dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden aangemerkt als een tussenbeschikking. Dit betekent dat verzoekers in hun hoger beroep niet ontvankelijk zijn, omdat hoger beroep tegen een tussenbeschikking alleen tegelijk met de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechtbank anders heeft bepaald. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank geen eindbeslissing heeft gegeven op het verzoek tot vaststelling en inschrijving van de geboortegegevens van de kinderen. Hierdoor is het hof tot de conclusie gekomen dat de verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep.
De beslissing van het hof is dat verzoekers niet ontvankelijk worden verklaard in hun verzoeken in hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.