ECLI:NL:GHAMS:2019:4675

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
23-002094-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandelzaak na inconsistent bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 juni 2017. De verdachte was beschuldigd van drugshandel en het bezit van cocaïne in de periode van 1 december 2016 tot en met 9 februari 2017 te Zaandam. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verkoop van cocaïne en het bezit van ongeveer 5,67 gram cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 september 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een veroordeling tot dezelfde straf als in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de bewijsvoering niet eenduidig en concreet genoeg was om de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel vast te stellen. De verklaring van een medeverdachte was inconsistent en bood onvoldoende basis voor een bewezenverklaring. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Tevens is gelast tot teruggave van een in beslag genomen Apple iPhone 5 aan de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002094-17
datum uitspraak: 3 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-800086-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 9 februari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt, (telkens) een (handels)hoeveelhe(i)d(en cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op of omstreeks 9 februari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,67 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraken

Feit 1
Het hof is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat in de tenlastegelegde periode vanuit de woning aan de [adres 2] in Zaandam in harddrugs werd gehandeld. Mogelijke betrokkenheid van de verdachte daarbij kan worden afgeleid uit de verklaring van [medeverdachte] bij de politie in samenhang met de door hem verschafte WhatsApp-gegevens. De verklaring van [medeverdachte] is echter in zoverre inconsistent dat die ook inhoudt dat hij ([medeverdachte]) elke keer van iemand anders drugs kocht, terwijl [medeverdachte] voorts heeft verklaard dat ‘hij’ (het hof begrijpt: degene bij wie [medeverdachte] cocaïne kocht) het nieuwe telefoonnummer meestal via de app doorgaf, hetgeen suggereert dat [medeverdachte] juist wel telkens bij dezelfde persoon kocht. Nu [medeverdachte] wegens het ontbreken van adresgegevens niet nader kon worden bevraagd over deze inconsistenties vormt zijn verklaring geen solide basis voor een bewezenverklaring van feit 1. De overige uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, inclusief de verkeersgegevens van het mogelijk aan de verdachte toebehorend telefoonnummer [nummer], wijzen evenmin eenduidig en concreet op betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Feit 2
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de verdachte, die heeft verklaard dat hij sinds begin december 2016 wel eens in de woning van de medeverdachte aan de [adres 2] in Zaandam sliep, zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de op 9 februari 2017 in andere ruimtes van die woning aangetroffen harddrugs en dat hij daarover beschikkingsmacht had, zodat hij zal worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 is tenlastegelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, Apple IPhone 5 (goednummer: 721446).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2019.