In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een koffer met ruim 24 kilogram methamfetamine op 9 december 2018 te Schiphol. De verdachte verklaarde dat hij naar Schiphol was gegaan om een willekeurige koffer te stelen, maar deze verklaring werd door het hof als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Het hof oordeelde dat de verdachte doelbewust handelde en wist dat de koffer verdovende middelen bevatte, gezien zijn gedrag en de omstandigheden rondom de aankoop van een vliegticket en het selecteren van de koffer.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank, maar achtte de verdachte wel schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte als afhaler en zijn relatief jonge leeftijd. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof benadrukte dat de handel in harddrugs een bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de samenleving.