ECLI:NL:GHAMS:2019:459

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
200.235.485/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van verzoekers tot ontslag van hun bewindvoerder, RVM Bewindvoering. Verzoekers, beiden wonende te [woonplaats], waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin hun verzoek tot ontslag van de bewindvoerder was afgewezen. De verzoekers stelden dat de communicatie met de bewindvoerder problematisch was, wat leidde tot vertragingen in betalingen en andere financiële problemen. Ze vroegen om ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder van Stichting CAV.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof constateerde dat er in het verleden problemen waren met de afhandeling van de financiën, vooral rondom de verhuizing van verzoekers naar Haarlem. Echter, het hof oordeelde dat deze problemen inmiddels waren hersteld en dat er geen sprake was van gewichtige redenen voor ontslag van de bewindvoerder. De verzoekers hadden onrealistische verwachtingen over de duur van het bewind en de afhandeling van hun schulden, wat bijdroeg aan hun teleurstelling. Het hof concludeerde dat het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder moest worden afgewezen, en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.

De beslissing van het hof houdt in dat de verzoekers niet alleen hun bewindvoerder moeten behouden, maar ook dat hun voorkeur voor een andere bewindvoerder geen grond kan vormen voor ontslag van de huidige bewindvoerder. De uitspraak benadrukt het belang van gewichtige redenen voor ontslag van een bewindvoerder en de rol van de rechter in dergelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.235.485/ 01
Zaaknummers rechtbank: 6155551 BM VERZ 17-1631 JM
6155555 BM VERZ 17-1632 JM
Beschikking van de meervoudige kamer van 12 februari 2019 inzake
[verzoeker] ,
en
[verzoekster]
beiden wonende te [woonplaats]
verder te noemen: [verzoeker] en [verzoekster] ook wel tezamen ‘verzoekers’,
advocaat: mr. L.W. Castelijns te Haarlem.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (sectie kanton, Haarlem) van 8 december 2017 uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De verzoekers zijn op 8 maart 2018 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 8 december 2017.
2.2
RVM Bewindvoering heeft op 26 april 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een V-formulier van de zijde van verzoekers van 19 maart 2018 met bijlage, ingekomen op 20 maart 2018;
- Producties 9 tot en met 13 van de zijde van verzoekers van 8 oktober 2018 , ingekomen op 9 oktober 2018.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 19 oktober 2018 plaatsgevonden. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat.
Voorts is RVM Bewindvoering verschenen, vertegenwoordigd door [de bewindvoerder] (hierna te noemen: de bewindvoerder).

3.De feiten

[verzoeker] is geboren [in] 1977 te [geboorteplaats] , [verzoekster] is geboren [in] 1983 te [geboorteplaats] .
Bij beschikking van 27 januari 2016 is RVM-Bewindvoering benoemd tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan verzoekers.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [verzoeker] en [verzoekster] tot ontslag van RVM-Bewindvoering en benoeming van een opvolgend bewindvoerder afgewezen.
4.2
[verzoeker] en [verzoekster] verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek tot ontslag van RVM-Bewindvoering en benoeming van een opvolgend bewindvoerder, te weten [X] van Stichting CAV, alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
[verzoeker] en [verzoekster] stellen dat de communicatie tussen hen en de bewindvoerder zeer stroef verloopt. Dit heeft tot verschillende problemen geleid. Zo heeft het lang geduurd voordat zij uiteindelijk huurtoeslag kregen en is de huur een aantal maal te laat betaald. Ook met de betaling van de rekening voor de Fysiotherapeut en de betaling van de rekening voor de overblijfkosten voor de zoon van verzoekers zijn problemen geweest. Daarnaast is de verlenging van de verblijfsvergunning van [verzoekster] te laat aangevraagd doordat de bewindvoerder niet mee wilde werken met de online-betaling van deze aanvraag. Verzoekers kunnen niet meer samenwerken met deze bewindvoerder, en wijzen op het bepaalde in artikel 1:435 lid 3 BW lid 5, op grond waarvan rekening gehouden moet worden met de voorkeur van verzoekers voor het benoemen van een bewindvoerder van CAV bewindvoering.
5.2
De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de facturen van de overblijf nooit zijn ontvangen door de bewindvoerder en datzelfde geldt voor de facturen van de fysiotherapeut. Pas wanneer er een factuur is overlegd, kan de bewindvoerder overgaan tot betaling daarvan. De huurtoeslag is door de belastingdienst verrekend met de toeslagen over 2010, 2011 en 2014 en daardoor niet op de rekening van verzoekers bijgeschreven. De bewindvoerder staat open voor communicatie, maar ontvangt van de verzoekers slechts een maal in de twee weken een verzoek tot vergoeding van reiskosten. De verlenging van de verblijfsvergunning had door verzoekers zelf geregeld moeten worden.
5.3
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Ten aanzien van verzoekers geldt sinds januari 2016 een onderbewindstelling. In januari 2017 zijn zij verhuisd naar een woning in de gemeente Haarlem. Deze verhuizing heeft een aantal grote wijzigingen met zich gebracht waardoor er enige ruis is ontstaan in de financiën van verzoekers. Zo kon de huurtoeslag pas worden aangevraagd nadat de bewindvoerder het bewijs van inschrijving op het nieuwe adres had ontvangen. Ook heeft het een aantal weken geduurd voordat de uitkering van verzoekers werd uitbetaald via de gemeente Haarlem. Verzoekers hebben in die periode zonder overleg met de bewindvoerder hun zoon aangemeld voor tussen-schoolse opvang en een internetabonnement afgesloten. Doordat de bewindvoerder lange tijd niet op de hoogte is geweest van de overblijfregeling en daar ook geen facturen van had verkregen, zijn de betalingen daarvoor te laat voldaan. Inmiddels is de betaling van de overblijffacturen voldaan en is een (minder duur) internetabonnement afgesloten. De huurbetalingen aan Ymere voor de nieuwe woning zijn een aantal keren te laat voldaan nu de bewindvoerder pas tot betaling kan overgaan als de facturen van de huur zijn ontvangen. Aan Ymere is inmiddels doorgegeven dat verzoekers onder bewind staan en dat facturen voor de huurbetaling aan de bewindvoerder verzonden dienen te worden. Bovenstaande gebeurtenissen hebben ertoe geleid dat verzoekers teleurgesteld zijn in het bewind. Daar komt bij dat zij met andere verwachtingen aan het bewind zijn begonnen, aangezien zij hadden begrepen dat zij na drie jaar bewind van de bewindvoerder, en de schulden af zouden zijn. Verzoekers dienen sinds begin 2016 rond te komen van een klein bedrag aan leefgeld, hetgeen niet gemakkelijk is.
5.5
Voor ontslag van de bewindvoerder vereist lid 2 van artikel 1:448 BW dat sprake is van gewichtige redenen. Daar is naar oordeel van het hof geen sprake van. Er is weliswaar in het verleden, met name rondom de verhuizing van verzoekers enige ruis ontstaan in de afhandeling van de financiën, maar deze problemen zijn inmiddels hersteld. Het wantrouwen dat bij verzoekers is ontstaan naar aanleiding van deze gebeurtenissen, en hun teleurgestelde verwachtingen leveren naar oordeel van het hof onvoldoende grond om te kunnen spreken van gewichtige redenen voor het ontslag van de bewindvoerder. Ook de vertraging in de aanvraag van de verblijfsvergunning kan niet tot deze conclusie leiden. Uit de stukken blijkt immers dat de gezinsbegeleider van het gezin zelf aangeeft dat zij niet op de hoogte was van het feit dat zij, en niet de bewindvoerder, de verlenging had moeten aanvragen. Het hof zal derhalve het verzoek van de verzoekers tot ontslag van de bewindvoerder afwijzen.
5.6
Nu het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder zal worden afgewezen, behoeft de stelling van verzoekers dat rekening gehouden dient te worden met de voorkeur van verzoekers voor een bewindvoerder van CAV bewindvoering geen nadere bespreking, nu dit artikel slechts ziet op de situatie waarin een nieuwe bewindvoerder dient te worden benoemd, en de voorkeur voor een andere bewindvoerder geen grond kan vormen voor ontslag van een eerder benoemde bewindvoerder.
5.7
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
Dar

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, mr. A.N. van de Beek en mr. M. Groenleer in tegenwoordigheid van mr. K.A.M. van der Zon als griffier en is op 12 februari 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.