ECLI:NL:GHAMS:2019:459
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ontslag van bewindvoerder in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van verzoekers tot ontslag van hun bewindvoerder, RVM Bewindvoering. Verzoekers, beiden wonende te [woonplaats], waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin hun verzoek tot ontslag van de bewindvoerder was afgewezen. De verzoekers stelden dat de communicatie met de bewindvoerder problematisch was, wat leidde tot vertragingen in betalingen en andere financiële problemen. Ze vroegen om ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder van Stichting CAV.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof constateerde dat er in het verleden problemen waren met de afhandeling van de financiën, vooral rondom de verhuizing van verzoekers naar Haarlem. Echter, het hof oordeelde dat deze problemen inmiddels waren hersteld en dat er geen sprake was van gewichtige redenen voor ontslag van de bewindvoerder. De verzoekers hadden onrealistische verwachtingen over de duur van het bewind en de afhandeling van hun schulden, wat bijdroeg aan hun teleurstelling. Het hof concludeerde dat het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder moest worden afgewezen, en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.
De beslissing van het hof houdt in dat de verzoekers niet alleen hun bewindvoerder moeten behouden, maar ook dat hun voorkeur voor een andere bewindvoerder geen grond kan vormen voor ontslag van de huidige bewindvoerder. De uitspraak benadrukt het belang van gewichtige redenen voor ontslag van een bewindvoerder en de rol van de rechter in dergelijke zaken.