ECLI:NL:GHAMS:2019:4584

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-003334-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor diefstal in vereniging met braak, gepleegd op 15 augustus 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een navigatiesysteem uit een personenauto, waarbij de verdachte en zijn mededader zich toegang tot de auto verschaften door middel van braak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde werd niet uitgesloten door enige omstandigheid. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie maanden gevorderd, met bijzondere voorwaarden, maar het hof heeft besloten geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de verdachte niet openstond voor begeleiding vanuit de reclassering. Het hof heeft de op te leggen straf als passend en geboden beschouwd, gezien de recidive en de impact van de daad op het eigendomsrecht van de gedupeerden. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003334-18
datum uitspraak: 12 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-161584-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (personen)auto heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [BV], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 augustus 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer] of [BV], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, met het opleggen van bijzondere voorwaarden als voorgesteld in het reclasseringsadvies van 26 november 2019 – kort gezegd – een meldplicht, ambulante behandeling door Topzorg van De Waag en het meewerken aan het treffen van afbetalingsregelingen en het verkrijgen van een dagbesteding.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en te volstaan met de oplegging van een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een ander het plan opgevat om goederen te gaan stelen hetgeen heeft geresulteerd in een auto-inbraak, waarbij een navigatiesysteem uit een auto is weggenomen. De verdachte en zijn mededader hebben dit goed onder hun bereik gebracht door de autoruit in te slaan. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader een grove inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de gedupeerde en deze schade en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van (soortgelijke) misdrijven. Dit weegt in zijn nadeel.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat sprake is van recidive acht het hof slechts een gevangenisstraf van een hieronder aangegeven duur, die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt, een passende reactie. Een deel van deze straf zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, waarmee niet alleen wordt beoogd de ernst van het feit en de laakbaarheid van recidive tot uitdrukking te brengen maar ook, de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
In voormeld rapport van de reclassering wordt gemotiveerd geadviseerd bijzondere voorwaarden te verbinden aan een (deels) voorwaardelijk op te leggen straf. Dit is ook gevorderd door de advocaat-generaal. Toch zal het hof hiertoe niet overgaan. Het hof leidt uit de mededelingen van de verdachte daarover ter terechtzitting in hoger beroep af dat hij niet langer openstaat voor begeleiding vanuit de reclassering en hij niet wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het meewerken aan afbetalingsregelingen. Om die reden acht het hof het stellen van de geadviseerde bijzondere voorwaarden, die immers vooral als een hulpverleningspakket kunnen worden gezien, niet opportuun.
Met de advocaat-generaal acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Hieruit volgt dat het hof de door de raadsman verzochte – lagere of andere – straf in het onderhavige geval onvoldoende recht vindt doen aan de ernst van het bewezenverklaarde, bezien tegen de achtergrond van het strafblad van de verdachte. Dat, als aangevoerd door de raadsman, de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt bij recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken noemen, doet daaraan niet af.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. F.M.D. Aardema en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 december 2019.
mr. E. van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.