ECLI:NL:GHAMS:2019:4580

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-000450-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van politieambtenaar op het Centraal Station te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1978, werd beschuldigd van het beledigen van twee politieambtenaren op 9 januari 2019 op het Centraal Station in Amsterdam. De verdachte had de politieambtenaren beledigd door hen woorden toe te voegen als "daar is dat sukkeltje weer" en "jij bent een homo". Het hof heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de verdachte beledigend waren en dat hij opzettelijk handelde. De verdediging voerde aan dat de uitlatingen geen beledigend karakter hadden en dat de verdachte recht had op vrijheid van meningsuiting volgens artikel 10 van het EVRM. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eenvoudige belediging van een ambtenaar tijdens de uitoefening van zijn functie. Het hof vernietigde het vonnis van de eerste aanleg en legde een taakstraf op van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000450-19
datum uitspraak: 12 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-005831-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], hoofdagent en surveillant van de nationale politie, eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten (in uniform gekleed en) met toezicht belast, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "daar is dat sukkeltje weer" en/of "met dit sukkeltje praat ik niet" en/of "jij bent een homo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg, maar de bewijsmiddelen aanpassing behoeven en het hof tot andere beslissingen komt ten aanzien van de strafoplegging, zodat het (partieel) bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou genereren.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken – kortgezegd – op de grond dat de tenlastegelegde uitlatingen geen beledigend karakter hebben, het de verdachte ingevolge artikel 10, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is toegestaan zijn mening te uiten en dat het opzet van de verdachte op het beledigen van de politieambtena(a)r(en) ontbreekt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 januari 2019 van de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] volgt dat deze politieambtenaren de verdachte op 9 januari 2019 aantroffen in [winkel] in het Centraal Station te Amsterdam. [verbalisant 1] zag de verdachte en zei: “ooh, deze man ken ik, dat is meneer [verdachte]”. Hierop zei de verdachte: “daar is dat sukkeltje weer” en “met dit sukkeltje praat ik niet”. Terwijl de verdachte dit zei keek hij naar de politieambtenaar [verbalisant 1]. Vervolgens zei de verdachte: “ik praat niet met jou man, jij bent een homo” terwijl hij met zijn linker wijsvinger naar [verbalisant 1] wees.
Anders dan gesteld door de raadsman, hebben naar het oordeel van het hof de door de verdachte gebezigde uitlatingen op zichzelf genomen een beledigend karakter en de strekking de betreffende politieambtenaar in een slecht daglicht te stellen en aan te randen in zijn eer en goede naam. De context van deze – in een winkel en in het bijzijn van derden, zonder enige terughoudendheid en/of nuancering – geuite bewoordingen, ontneemt daaraan niet het beledigend karakter. Daarbij is van belang dat geen sprake was van een publiek of maatschappelijk debat. Uit de woordkeus van de uitingen en de omstandigheden als hiervoor genoemd leidt het hof voorts af dat het opzet van de verdachte was gericht op het beledigend karakter daarvan.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde en voorts, dat geen sprake is van schending van artikel 10 van het EVRM. De grenzen van hetgeen in het licht van het in artikel 10 van het EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting toelaatbaar moet worden geacht zijn overschreden door de beledigende, onnodig grievende, uitlatingen van de verdachte.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 januari 2019 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent en surveillant van de nationale politie, eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten in uniform gekleed en met toezicht belast, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "daar is dat sukkeltje weer" en "met dit sukkeltje praat ik niet" en "jij bent een homo".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op het Centraal Station in Amsterdam op zeer respectloze wijze een politieambtenaar beledigd. Door zo te handelen heeft de verdachte, in een winkel waarin zich ook anderen bevonden, de eer en goede naam van deze politieambtenaar geschaad en diens gezag ondermijnd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2019 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens misdrijven, waaronder een soortgelijk misdrijf. Dit weegt in zijn nadeel.
De ernst van het bewezen verklaarde feit, begaan jegens een politieambtenaar, rechtvaardigt naar het oordeel van het hof, mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld, geen andere, lichtere straf dan een taakstraf.
In hetgeen de advocaat-generaal heeft gevorderd en de raadsman heeft aangevoerd –waaronder dat in de Oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt een geldboete wordt genoemd- vindt het hof geen aanleiding een andersoortige, lagere straf op te leggen, nu dit geen recht zou doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit en de recidive.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. F.M.D. Aardema en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 december 2019.
mr. E. van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.