ECLI:NL:GHAMS:2019:4576

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-003937-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake herhaald negeren van gebiedsverbod in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Portugal in 1984, heeft herhaaldelijk een bevel van de burgemeester genegeerd om zich niet te begeven in een overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad. Dit betreft vier verschillende tenlasteleggingen, waarbij de verdachte op verschillende data en locaties in Amsterdam niet heeft voldaan aan een gebiedsverbod dat was opgelegd door de burgemeester. De verdachte heeft in zijn verweer aangevoerd dat het gebiedsverbod onrechtmatig was, omdat er niet voldaan zou zijn aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijk verbod. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het niet naleven van de bevelen en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die momenteel dakloos is en zich inzet voor begeleiding vanuit de reclassering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003937-18
datum uitspraak: 28 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-172452-18, 13-172916-18, 13-177092-18 en 13-187343-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Portugal) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-172452-18):hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/01007 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de gemeentewet en/of artikel 2.9 APV, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 25 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 1 Centrum, door, zich op voornoemde datum om 02:12 uur in/op de Warmoesstraat ([perceel 1]), althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak B (parketnummer 13-172916-18):hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/01007 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de Gemeentewet en/of artikel 2.9 APV, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 25 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 1 Centrum, door, zich op voornoemde datum om 23:09 uur in/op de Heintjes Hoeksteeg ter hoogte van [perceel 2], althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak C (parketnummer 13-177092-18):hij op of omstreeks 6 september 2018 te 18:59 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden;
Zaak D (parketnummer 13-187343-18):hij op of omstreeks 21 september 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/01007 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel_172_/_172a_van_de_gemeentewet en/of artikel 2.9 APV, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 25 augustus 2018 en 24 september 2018 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 1 Centrum, door, zich op voornoemde datum om 22.20 uur in/op de Warmoestraat, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaringen komt als de rechter in eerste aanleg, maar het hof tot andere overwegingen komt ten aanzien van het bewijs en tot andere beslissingen komt ten aanzien van de strafoplegging, zodat het (partieel) bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou genereren.

Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft in zijn requisitoir aangegeven dat in zaak A sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, nu de verdachte bij zijn politieverhoor afstand heeft gedaan van zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand terwijl hij hierover door de politie niet goed is geïnformeerd. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof kan volstaan met de enkele constatering van dit vormverzuim.
Het hof overweegt dat de verklaring van de verdachte die is afgelegd voordat hij een advocaat heeft geraadpleegd niet tot het bewijs wordt gebezigd. De verdachte is aldus, zo al sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim, niet in enig belang geschaad.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het in de zaken A t/m D tenlastegelegde moet worden vrijgesproken op de grond dat het in alle zaken genoemde gebiedsverbod voor de duur van één maand (met kenmerk 18/01007) onrechtmatig is afgegeven en als gevolg hiervan telkens niet kan worden bewezen dat het bevel krachtens wettelijk voorschrift is gegeven. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een dergelijk gebiedsverbod pas mag worden afgegeven nadat aan de verdachte tenminste tweemaal een verwijderingsbevel voor de duur van 24 uren is uitgereikt. In het onderhavige gebiedsverbod is door de burgemeester overwogen dat aan de verdachte twee verwijderingsbevelen zijn uitgereikt, te weten op 20 juli 2018 en daarna op 25 juli 2018. De verdachte is echter strafrechtelijk vervolgd voor het voorval op 25 juli 2018. Vanwege deze vervolging had dit 24-uursverbod niet ten grondslag mogen worden gelegd aan het gebiedsverbod.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aan de verdachte twee verwijderingsbevelen voor de duur van 24 uren zijn uitgereikt, te weten op 20 juli 2018 (zaak A, p. 20 e.v.) en 25 juli 2018 (zaak A p 28 e.v.). Het hof begrijpt dat de verdachte kennelijk voor het voorval dat ten grondslag lag aan het verwijderingsbevel van 25 juni 2018 ook strafrechtelijk is vervolgd (
blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2019 is de verdachte voor op 25 juli 2018 gepleegde Opiumwetdelicten veroordeeld). Dit laat echter onverlet dat dit bevel redengevend kan zijn voor de afgifte van het daaropvolgende gebiedsverbod voor de duur van één maand van 21 augustus 2019 met kenmerk 18/01007. In dit verband wordt nog opgemerkt dat ten aanzien van (het aan) het besluit van 25 juli 2018 (ten grondslag liggende voorval) anders dan de raadsman heeft bepleit, geen sprake was van een ongeoorloofde “dubbele vervolging” die hieraan in de weg zou staan. Een dergelijk verwijderingsbevel strekt immers, anders dan een strafrechtelijke vervolging, tot handhaving van de openbare orde. Hetgeen de raadsman hieromtrent heeft aangevoerd raakt dan ook niet aan de rechtmatigheid van het gebiedsverbod van 21 augustus 2019. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en acht het in de zaken A t/m D tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C en D tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:hij op 31 augustus 2018 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/01007, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 2.9 APV, gedaan door de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 25 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 niet mocht bevinden in Overlastgebied 1 Centrum, door zich op voornoemde datum om 02:12 uur in de Warmoesstraat [perceel 1] te bevinden.
Zaak B:hij op 31 augustus 2018 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/01007, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 2.9 APV, gedaan door de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 25 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 niet mocht bevinden in Overlastgebied 1 Centrum, door zich op voornoemde datum om 23:09 uur in de Heintjes Hoeksteeg ter hoogte van [perceel 2] te bevinden.
Zaak C:hij op 6 september 2018 te 18:59 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak D:hij op 21 september 2018 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/01007, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 2.9 APV, gedaan door de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 25 augustus 2018 en 24 september 2018 niet mocht bevinden in Overlastgebied 1 Centrum, door zich op voornoemde datum om 22.20 uur in de Warmoesstraat te bevinden.
Hetgeen in de zaken A, B, C en D meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A, B, C en D bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A, B, C en D bewezenverklaarde levert op
telkens:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaken A, B, C en D bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken
A, B, C en D bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A, B, C en D tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft viermaal een bevel van de burgemeester genegeerd om zich niet te begeven in een overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad. Dit bevel is een maatregel bedoeld ter handhaving van de openbare orde in dat gebied. Door dat herhaaldelijk te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten aan een door het bevoegd gezag genomen besluit.
Uit het ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman overgelegde rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 14 oktober 2019, opgemaakt door reclasseringswerker [naam], leidt het hof enerzijds af dat de verdachte hard op weg is ISD-waardig te worden en dat sprake is van middelenproblematiek. Anderzijds volgt uit voornoemd rapport dat de verdachte inmiddels beschikt over een identiteitsbewijs, hetgeen perspectief biedt voor het opbouwen van een meer gereguleerd bestaan. De combinatie van deze factoren maakt dat de reclassering reclasseringstoezicht en het stellen van bijzondere voorwaarden adviseert.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard gemotiveerd te zijn voor begeleiding vanuit de reclassering, voor het abstinent blijven van middelen en voor het vinden van huisvesting en een baan. Momenteel is de verdachte dakloos en verdient hij zijn geld met de verkoop van kranten. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte bij vonnis van de politierechter van 21 oktober 2019 wegens soortgelijke misdrijven is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld als geadviseerd in voornoemd reclasseringsrapport.
Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat het kennelijk ingeslagen traject niet wordt doorkruist door het thans opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 184 Sr.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken 13-172452-18 (A),
13-172916-18 (B), 13-177092-18 (C) en 13-187343-18 (D) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken 13-172452-18 (A), 13-172916-18 (B), 13-177092-18 (C) en 13-187343-18 (D) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 november 2019.