ECLI:NL:GHAMS:2019:4575
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs in zaak rondom niet tijdig verstrekken van gegevens voor uitkering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1955, was aangeklaagd voor het opzettelijk niet tijdig verstrekken van benodigde gegevens aan de gemeente Amsterdam en de Dienst werk en inkomen, in strijd met de Wet werk en bijstand en de Participatiewet. De tenlastelegging betrof perioden van 1 februari 2010 tot en met 29 februari 2010, 1 juli 2013 tot en met 31 juli 2013, en 1 januari 2014 tot en met 31 oktober 2017.
Tijdens de zitting op 14 november 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De politierechter had eerder een vonnis gewezen, maar het hof kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzettelijk had nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken. Er was geen duidelijkheid over welke informatie de verdachte daadwerkelijk had verstrekt aan de gemeente.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.