ECLI:NL:GHAMS:2019:4571
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake cocaïnebezit
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 februari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben en/of vervoeren van ongeveer 5 gram cocaïne op of omstreeks 27 mei 2016 in Amsterdam. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 30 oktober 2019 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks eventuele taal- en schrijffouten, de verdachte niet in zijn verdediging schaadt. Na beoordeling van de zaak is het hof tot de conclusie gekomen dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter niet in stand blijft en dat de verdachte niet schuldig wordt bevonden aan het bezit van cocaïne, zoals ten laste gelegd. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de griffier aanwezig was en de uitspraak op een openbare zitting is gedaan.