ECLI:NL:GHAMS:2019:4570

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-003939-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake niet-naleving verwijderingsbevelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 22 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in de voormalige Sovjet-Unie, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis waarin zij was veroordeeld voor het niet naleven van twee verwijderingsbevelen die door de burgemeester van Amsterdam waren uitgevaardigd. De tenlasteleggingen betroffen twee incidenten: de eerste op 4 oktober 2017 en de tweede op 12 oktober 2018, waarbij de verdachte zich niet aan de opgelegde verwijderingsbevelen had gehouden en zich in een overlastgebied bevond.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter was opgelegd. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan. In zaak A kon niet worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het verwijderingsbevel, terwijl in zaak B de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat het bevel niet meer van kracht was.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 1 november 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003939-18
datum uitspraak: 1 november 2019
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsvrouw verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 oktober 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-195942-17 en 13-202003-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (voormalige Sovjet-Unie) op [geboortedag] 1954,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-195942-17):zij op of omstreeks 4 oktober 2017 te 20:35 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum Amsterdam, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
Zaak B (parketnummer 13-202003-18):zij op of omstreeks 12 oktober 2018 te 23:19 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A en B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe geldt het volgende.
Zaak A
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor van 5 oktober 2017 verklaard dat zij op 4 oktober 2017 niet bekend was met het aan haar opgelegde verwijderingsbevel van 22 augustus 2017, inhoudende dat zij zich voor de duur van drie maanden – vanaf 26 augustus 2017 tot en met 25 november 2017 – niet in overlastgebied Centrum mocht bevinden. Uit de zich in het dossier bevindende vrachtbrief van 23 augustus 2017 blijkt slechts dat een afschrift van het verwijderingsbevel van 22 augustus 2017 in de brievenbus van het BRP-adres van de verdachte, [adres] te Amsterdam, is achtergelaten. Dit is onvoldoende om met voldoende mate van zekerheid te kunnen vaststellen dat het verwijderingsbevel de verdachte in persoon heeft bereikt. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte op 4 oktober 2017 anderszins persoonlijk bekend was met het tegen haar uitgevaardigde bevel. Aldus kan niet worden bewezen dat de verdachte
opzettelijkniet heeft voldaan aan het verwijderingsbevel.
Zaak B
Tijdens het politieverhoor van 13 oktober 2018 heeft de verdachte verklaard dat zij op 12 oktober 2018 in de veronderstelling was dat zij weer in het overlastgebied Centrum mocht komen vanwege een sepotbrief die zij had ontvangen. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte meende dat het aan haar opgelegde verwijderingsbevel van 21 augustus 2018, inhoudende dat zij zich voor de duur van drie maanden – vanaf 25 augustus 2018 tot en met 24 november 2018 – niet in overlastgebied Centrum mocht bevinden, niet langer van kracht was. Gelet hierop en op de in die brief gebezigde bewoordingen, acht het hof ook hier niet bewezen dat de verdachte
opzettelijkniet heeft voldaan aan het verwijderingsbevel

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 november 2019.
mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.