ECLI:NL:GHAMS:2019:4567
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake meineed
Op 1 november 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2018, in de strafzaak met parketnummer 13-733000-18. De verdachte, geboren in 1979, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman gehoord. De raadsman pleitte voor een taakstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte was schuldig bevonden aan meineed en had een ander aangezet tot het plegen van meineed. Het hof overwoog dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, er geen aanleiding was om af te wijken van de gebruikelijke gevangenisstraf van drie maanden die doorgaans wordt opgelegd voor meineed, zoals vermeld in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin de rechters M.W. Groenendijk, A.J. Wolfs en J.W.H.G. Loyson zitting hadden. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2019, waarbij mr. A.J. Wolfs en mr. J.W.H.G. Loyson buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.