ECLI:NL:GHAMS:2019:4566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-001836-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 10 april 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1965, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De tenlastelegging betrof een incident op 24 juli 2018 te Den Helder, waar de verdachte als bestuurder van een personenauto op de Torplaan reed, terwijl zijn rijbewijs, dat voor een beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 oktober 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij op de betreffende datum niet was staande gehouden door een verbalisant, maar later die dag een waarschuwing ontving. Hij was verrast door de later ontvangen boete voor het rijden zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad het tenlastegelegde feit had begaan. De bewijsmiddelen toonden aan dat de verdachte op de genoemde datum reed met een ongeldig rijbewijs.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 107, tweede lid, aanhef onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. De straf die door de kantonrechter was opgelegd, een geldboete van € 340,00 of zes dagen hechtenis, werd door het hof bevestigd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de overtreding en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor verkeersdelicten. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verkeersveiligheid en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001836-19
datum uitspraak: 1 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-246650-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 oktober 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 juli 2018, te Den Helder, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Torplaan, terwijl het rijbewijs, dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te weten categorie B, en voornoemd rijbewijs (ingevolge art 122 lid 2 van de WVW 1994 of art 25a lid 3 van het Reglement rijbewijzen) voor een beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat een verbalisant hem op 24 juli 2018 in een personenauto op de weg zou hebben zien rijden, hij op dat moment niet is staande gehouden, de verbalisant later die dag naar zijn woning kwam en hem een waarschuwing gaf wegens het rijden zonder geldig rijbewijs. De verbalisant heeft toen niet gezegd dat de verdachte een boete zou krijgen. Enige tijd later ontving de verdachte plotseling een boete voor overtreding van artikel 107, tweede lid, aanhef onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Deze gang van zaken heeft hem bevreemd.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van hetgeen aan de verdachte wordt verweten en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 24 juli 2018 op de Torplaan te Den Helder reed, terwijl zijn rijbewijs voor een beperkte termijn was afgegeven, te weten tot 1 mei 2018, en dus op het moment van rijden zijn geldigheid had verloren. Verbalisant [verbalisant] hield de verdachte niet terstond, maar later die dag bij zijn woning staande. Het hof stelt vast dat de verbalisant handelde ter controle van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde bepalingen, en niet was gehouden tot staandehouding, onmiddellijk na het constateren van de overtreding, noch tot het geven van een mededeling omtrent het opleggen van een boete.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2018 te Den Helder als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Torplaan, terwijl het rijbewijs dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te weten categorie B, en voor een beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, tweede lid, aanhef onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 340,00, subsidiair zes dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een auto, terwijl zijn rijbewijs voor een beperkte termijn was afgegeven en zijn geldigheid had verloren. Dit is een overtreding waardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 september 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld vanwege verkeersdelicten. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 12 september 2018 onder CJIB nummer 3132542003367525.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 340,00 (driehonderdveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.J. Wolfs en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 november 2019.
mr. A.J. Wolfs is buiten staat dit arrest te ondertekenen.