ECLI:NL:GHAMS:2019:4547

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-000127-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van de politierechter in hoger beroep inzake diefstal van een iPad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 januari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor diefstal van een iPad uit een tas in Zandvoort. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de bewijsoverwegingen en de overwegingen omtrent de strafmaat vervangen door nieuwe overwegingen. De raadsman van de verdachte had vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte slechts medeplichtig was aan de diefstal, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van diefstal. Dit werd onderbouwd door camerabeelden en verklaringen van de medeverdachte, die had bevestigd dat de verdachte de iPad had meegenomen na de diefstal.

Wat betreft de strafmaat heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had eerder onherroepelijk veroordelingen voor soortgelijke misdrijven en had geen respect getoond voor het eigendomsrecht van de eigenaar van de iPad. Ondanks zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de diefstal, heeft het hof besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, gezien de recente motivatie van de verdachte om mee te werken aan reclassering.

Het hof heeft uiteindelijk de beslissing genomen om het vonnis van de politierechter te bevestigen, met inachtneming van de nieuwe overwegingen die zijn gepresenteerd in het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000127-19
datum uitspraak: 27 augustus 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-746067-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging en overwegingen omtrent de strafmaat vervangt door de volgende.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de gedragingen van de verdachte wijzen op medeplichtigheid en niet dienen te worden aangemerkt als medeplegen.
Het hof overweegt als volgt.
De aangever [aangever] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn iPad uit een tas in het [plek] te Zandvoort op de tenlastegelegde datum (proces-verbaal aangifte, dossierpagina 4-7).
Van deze diefstal zijn camerabeelden beschikbaar (proces-verbaal bevindingen, doorgenummerde pagina’s 13-20) De politie heeft daarop gezien dat twee jongens tezamen ter hoogte van de balie van het [plek] bevonden. Een van hen is herkend als de verdachte. De andere persoon is door de politie herkend als [medeverdachte] (proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , dossierpagina’s 24 en 25). Eén van de jongens sprong over de balie terwijl de andere jongen om zich heen keek. Vervolgens klom de eerste jongen weer terug over de balie terwijl hij zijn linkerhand ter hoogte van zijn buik hield alsof hij iets in zijn lichaam drukte. Vervolgens verdwenen beide personen uit beeld. De jongens liepen daarna samen weg.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij de diefstal had gepleegd (het hof begrijpt: de iPad uit de tas van de aangever weggenomen) en dat de andere jongen (het hof begrijpt: de verdachte) deze iPad had meegenomen, waarna deze is verkocht.
Uit bovenvermelde feiten en omstandigheden, bezien in samenhang met de overige te bezigen bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt zodat het hof, anders dan de raadsman, medeplegen van diefstal wettig en overtuigend bewezen acht. Daaraan doet niet af dat de verdachte niet degene is geweest die de iPad uit de tas van de aangever heeft gepakt.

Overwegingen omtrent de strafmaat

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en de verdachte dezelfde straf op te leggen als door de officier van justitie in eerste aanleg is gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een iPad uit een tas. Daarmee heeft hij geen respect getoond voor het eigendomsrecht van de eigenaar van dit goed en hem hinder en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juli 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens (soortgelijke) misdrijven.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat de verdachte een identiteitsgevoelig apparaat heeft gestolen door op listige wijze samen met zijn mededader in de buurt van een balie rond te gaan hangen en het op een onbewaakt ogenblik uit een tas te grissen, sterkt het hof in het oordeel dat voor deze diefstal een gevangenisstraf op zijn plaats is.
Uit het rapport van Het Leger des Heils van 2 augustus 2019 komt naar voren dat de verdachte in het verleden niet heeft meegewerkt aan reclasseringstoezicht, terwijl hij geen huisvesting, geen baan en instabiele financiële situatie heeft. Op dit moment lijkt de verdachte echter gemotiveerd te zijn voor een gedragsverandering en wenst hij mee te werken aan reclasseringscontact. Het hof neemt in ogenschouw dat verplicht reclasseringscontact in andere strafzaken al is ingezet. Daarom zal het hof een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, zonder daarbij bijzondere voorwaarden te stellen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als opgelegd door de politierechter in het bovenvermelde vonnis passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 augustus 2019.