ECLI:NL:GHAMS:2019:4545

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-002284-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, heeft tweemaal een bevel van de burgemeester om zich niet te begeven in een overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad genegeerd. De tenlastelegging bestond uit het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod, zoals opgelegd door de burgemeester, in de periode van 17 februari 2018 tot en met 16 augustus 2018. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 maart 2018 en op 20 april 2018 zich in het verboden gebied bevond, ondanks het bevel. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 40 dagen geëist, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een taakstraf. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich inmiddels beter lijkt te conformeren aan de regels en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte en de samenleving zou zijn. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen met een proeftijd van 2 jaar. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002284-18
datum uitspraak: 27 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-041689-18 (hierna: zaak A) en 13-077852-18 (hierna: zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak A:hij op of omstreeks 1 maart 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk dealeroverlastgebied 2.0 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de gemeentewet jo. 2.9 APV Amsterdam, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 februari 2018 tot en met 16 augustus 2018 niet mocht bevinden in/op dealeroverlastgebied 2.0, door, zich op voornoemde datum om 17.48 uur in/op de Haringpakkerssteeg, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
zaak B:hij op of omstreeks 20 april 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2018/00319 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 17 februari 2018 te 00:01 uur en 16 augustus 2018 te 23:59 uur niet mocht bevinden in/op Dealoverlastgebied 2.0, door, zich op voornoemde datum om 19:49 uur in/op de Kolksteeg (ter hoogte van perceel [perceel]), althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een enigszins ander bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:hij op 1 maart 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2.9 APV Amsterdam, gedaan namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 februari 2018 tot en met 16 augustus 2018 niet mocht bevinden in dealeroverlastgebied 2.0, door zich op voornoemde datum om 17.48 uur in de Haringpakkerssteeg te bevinden;
zaak B:hij op 20 april 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod met kenmerk 2018/00319, krachtens een wettelijk voorschrift, gedaan namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 17 februari 2018 te 00:01 uur en 16 augustus 2018 te 23:59 uur niet mocht bevinden in Dealeroverlastgebied 2.0, door, zich op voornoemde datum om 19:49 uur in de Kolksteeg (ter hoogte van perceel [perceel]) te bevinden.
Hetgeen in de zaken A en B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A en B bewezenverklaarde levert telkens op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken A en B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A en B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hem een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tweemaal een bevel van de burgemeester om zich niet te begeven in een overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad genegeerd. Dit bevel is een maatregel bedoeld ter handhaving van de openbare orde in dat gebied. Door dat meermalen te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten aan een door het bevoegd gezag genomen besluit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juli 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens (soortgelijke) misdrijven.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het voortgangsverslag van Inforsa van 1 augustus 2019 komt naar voren dat de verdachte in het kader van twee andere strafzaken onder reclasseringstoezicht staat. Op diverse leefgebieden zijn interventies uitgezet die tot een gedragsverandering zullen moeten leiden. Het lijkt erop dat de verdachte zich – na eerdere mislukte pogingen – nu conformeert aan en zich inzet voor het voor hem uitgestippelde traject en dat zijn leven een wending ten goede lijkt te hebben genomen. Het hof acht het in het belang van de verdachte èn van de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken, en deze ontwikkelingen niet worden doorkruist door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A en B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 augustus 2019.
=========================================================================
[…]