ECLI:NL:GHAMS:2019:4544

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-000939-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na overtreding van een gebiedsverbod in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, had een bevel van de burgemeester genegeerd om zich niet te begeven in een overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad. Dit bevel was opgelegd op basis van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening. De verdachte werd op 13 januari 2018 om 00:15 uur aangetroffen in het gebied waar hij zich niet mocht bevinden. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte onterecht was geïnformeerd over de einddatum van het bevel. Het hof oordeelde echter dat de verdachte opzettelijk het bevel had overtreden, aangezien het bevel persoonlijk aan hem was uitgereikt en zijn verklaring over de einddatum niet aannemelijk was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en achtte het bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen, maar besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte en de samenleving zou zijn.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000939-18
datum uitspraak: 27 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701077-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 13 januari 2018 te 00:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit op de grond dat de verdachte het gegeven bevel niet opzettelijk heeft overtreden, nu zijn voormalig raadsvrouw hem onjuiste informatie over de einddatum van het bevel heeft gegeven dan wel dat hieromtrent sprake is geweest van een spraakverwarring tussen de verdachte en zijn voormalig raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Bij verwijderingsbevel van 11 juli 2017 is bepaald dat de verdachte zich gedurende een periode van zes maanden, te weten van 15 juli 2017 te 00.01 uur tot en met 14 januari 2018 te 23.59 uur niet mag ophouden in dealeroverlastgebied 2.0 te Amsterdam. Het bevel is op 13 juli 2017 in persoon uitgereikt.
Op de vraag of hij het begrepen had, heeft de verdachte medegedeeld dat het een lange tijd was.
Op 13 januari 2018 om 00:15 uur is de verdachte aangetroffen en aangehouden op de openbare weg, de Warmoesstraat, gelegen in het dealeroverlastgebied 2.0 in Amsterdam.
De verdachte heeft verklaard dat hij niet meer wist tot welke datum het gebiedsverbod van kracht was, dat hij zijn voormalig raadsvrouw daarover heeft gebeld en dat zij hem toen had verteld dat het bevel eindigde op 12 januari 2018.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de voormalig raadsvrouw van de verdachte te kennen gegeven dat de verdachte op 12 januari 2018 contact heeft opgenomen met haar collega met de vraag of het verwijderingsbevel die dag eindigde. Deze collega heeft de verdachte toegezegd dit te zullen nakijken en daarop terug te komen. Dat is niet gebeurd voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte.
Nu het gebiedsverbod aan de verdachte in persoon is uitgereikt en zijn stelling dat hem is verteld dat het gebiedsverbod eindigde op 12 januari 2018 niet aannemelijk is geworden, gezien de andersluidende verklaring van zijn voormalig raadsvrouw tijdens de zitting van de politierechter, acht het hof bewezen dat de verdachte het gegeven bevel opzettelijk heeft overtreden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 januari 2018 te 00:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een, krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hem een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het bevel van de burgemeester om zich niet te begeven in een overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad genegeerd. Dit bevel is een maatregel bedoeld ter handhaving van de openbare orde in dat gebied. Door dat te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten aan een door het bevoegd gezag genomen besluit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juli 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens (soortgelijke) misdrijven.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het voortgangsverslag van Inforsa van 1 augustus 2019 komt naar voren dat de verdachte in het kader van twee andere strafzaken onder reclasseringstoezicht staat. Op diverse leefgebieden zijn interventies uitgezet die tot een gedragsverandering zullen moeten leiden. Het lijkt erop dat de verdachte zich – na eerdere mislukte pogingen – nu conformeert aan en zich inzet voor het voor hem uitgestippelde traject en dat zijn leven een wending ten goede lijkt te hebben genomen. Het hof acht het in het belang van de verdachte èn van de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken, en deze ontwikkelingen niet worden doorkruist door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 augustus 2019.