ECLI:NL:GHAMS:2019:4541

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-001723-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake meerdere inbraken en heling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2017. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot inbraak, inbraak, opzetheling en het voorhanden hebben van wapens. De tenlastelegging omvatte onder andere het plegen van inbraken in een snackbar en een schuur, alsook het voorhanden hebben van een gaspistool en een taser. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging die niet bewezen konden worden. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken van de rechtbank. Het hof heeft de strafmaat vastgesteld op 10 maanden gevangenisstraf, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat niet alle schadeposten voldoende onderbouwd waren. Het hof heeft de teruggave van een in beslag genomen bestelauto gelast, maar de verbeurdverklaring daarvan afgewezen. De uitspraak benadrukt de impact van inbraken op de samenleving en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001723-17
datum uitspraak: 31 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
15-800480-16 (hierna: zaak A) en 15-800028-17 (hierna: zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 3 en 4 primair en subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is dan ook mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen die beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit [snackbar] gelegen aan het [adres 2]) weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [snackbar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), en/of dat (die) weg te nemen goed(eren) onder zijn (hun) bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde snackbar is/zijn gegaan, waarna hij en/of diens mededader(s) het (cilinder)slot van de (achter)deur van voornoemde snackbar heeft/hebben geforceerd en/of in voornoemd slot een gat en/of schroef heeft/hebben geboord; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 of 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een schuur behorende bij een woning gelegen aan [adres 3]) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of andere goed(eren) van zijn/hun gading (waaronder een Makita boormachine en/of Festool schuurmachine en/of een Topcraft spijkermachine en/of een Stihl heggeschaar en/of een zaag en/of meerdere frezen en/of een schaafmachine en/of een of meerdere opbergkoffer(s) voor voornoemd gereedschap en/of accu('s)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of vebreking en/of inklimming;
subsidiairhij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 november 2016 tot en met 4 januari 2017 te Broek op Langedijk en/of Krommenie, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote hoeveelheid) gereedschap en/of toebehoren, te weten onder meer - een Makita boormachine en/of een Stihl heggeschaar en/of een Festool schuurmachine (aangetroffen in een Renault bestelbus te Broek op Langedijk op 11 november 2016) en/of - freesmachine merk Festool en/of Uponor perstang en/of schuurmachine en/of een Festool bandschuurmachine (aangetroffen in een woning gelegen aan de [adres 4] te Krommenie), (telkens) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goed(eren) wist(en) dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool (gasdrukwapen), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Heckler & Koch, type USP) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad;
Zaak B
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een werkplaats gelegen aan de [adres 5]), heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of toebehoren (te weten onder meer een Bosch afkortzaag en/of een Bosch schuurstofzuiger en/of een Metabo Zaagtafel en/of een Metabo cirkelzaag en/of een Parkside compressor en/of Dewalt kruislaser en/of een Black & Dekker slijper en/of een Festo schuurmachine en/of zaagmachines en/of boormachines en/of schiethamers en/of ander gereedschap) en/of sneeuwkettingen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen gereedschap onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2016 tot en met 4 januari 2017 te Krommenie en/of Wormer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of toebehoren (te weten onder meer een Bosch afkortzaag en/of een Bosch schuurstofzuiger en/of een Metabo Zaagtafel en/of een Metabo cirkelzaag en/of een Parkside compressor en/of Dewalt kruislaser en/of een Black & Dekker slijper) en/of sneeuwkettingen voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit gereedschap wist(en) dan wel had(den) moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2016 tot en met 24 september 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een zeilboot gelegen aan de Zaanweg) heeft weggenomen een doos met schroevendraaiers en/of reddingsvesten en/of (een) kompas(sen) en/of een verrekijker en/of een acculader en/of een navigatielicht en/of een dieptemeter en/of (andere) scheepsbenodigdheden en/of (andere) vaarbenodigdheden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 17 september 2016 tot en met 4 januari 2017 te Wormerveer en/of Krommenie, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, goederen, te weten een doos met schroevendraaiers en/of (een) kompas(sen) en/of een verrekijker met bijbehorende doos en/of een haspel met snoer en/of een acculader en/of een navigatielicht en/of Eerste Hulp tas en/of een dieptemeter en/of een 12V looplamp, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die/dit goed(eren) wist(en) dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2016 tot en met 4 januari 2017, te Wormerveer en/of Krommenie, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een doos met schroevendraaiers en/of (een) kompas(sen) en/of een verrekijker met bijbehorende doos en/of een haspel met snoer en/of een acculader en/of een navigatielicht en/of Eerste Hulp tas en/of een dieptemeter en/of een 12V looplamp, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of (daarvan) gebruik heeft gemaakt en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of diens mededader(s) wist(en) dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring, een andere strafoplegging en een andere beslissing ten aanzien van het beslag komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen hetgeen in zaak B onder 1 primair is tenlastegelegd, nu uit de aantekeningen in het notitieblokje van Uhl noch uit andere bewijsmiddelen met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat de verdachte de diefstal bij Hartog heeft gepleegd. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 primair, 5 en 6 en het in zaak B onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
1.
hij op 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit [snackbar] gelegen aan het [adres 2] weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde 1], en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededader naar de snackbar zijn gegaan, waarna hij en/of zijn mededader het cilinderslot van de achterdeur van de snackbar heeft/hebben geforceerd en in het slot een schroef heeft geboord, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur behorende bij een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap, een Makita boormachine, een Festool schuurmachine, een Topcraft spijkermachine, een Stihl heggenschaar, een zaag, meerdere frezen en een schaafmachine en meerdere opbergkoffers en accu's, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
5.
hij op 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool (gasdrukwapen), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Heckler & Koch, type USP) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 11 november 2016 te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad;
Zaak B
1. subsidiair
hij in de periode van 28 oktober 2016 tot en met 4 januari 2017 te Krommenie, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid gereedschap en toebehoren, te weten een Bosch afkortzaag, een Bosch schuurstofzuiger, een Metabo Zaagtafel, een Metabo cirkelzaag, een Parkside compressor, een Dewalt kruislaser, een Black & Dekker slijper en sneeuwkettingen voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit gereedschap wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2. subsidiair
hij op 4 januari 2017 te Krommenie, goederen, te weten een doos met schroevendraaiers, kompassen, een verrekijker met bijbehorende doos, een haspel met snoer, een acculader, een navigatielicht, een Eerste Hulp tas, een dieptemeter en een 12V looplamp voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen in zaak A onder 1, 2 primair, 5 en 6 en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1, 2 primair, 5 en 6 en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in zaak A onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 6 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak B onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Het in zaak B onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2 primair, 5 en 6 en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden – kort weergegeven –een meldplicht en een intake bij Palier.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in elk geval geen gevangenisstraf die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis overschrijdt, maar een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden of een andersoortige straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak, een inbraak, twee maal opzetheling en het voorhanden hebben van een gaspistool en een taser. Inbraken of pogingen daartoe zijn ergerlijke feiten, die naast schade veel hinder veroorzaken voor de gedupeerden en in het algemeen in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Door te helen heeft de verdachte verder bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Door het stelen en helen van voornamelijk gereedschap heeft de verdachte ook mensen getroffen die daarmee op een legale manier hun geld proberen te verdienen.
Tot slot vormt het voorhanden hebben van een gaspistool – al kunnen daar geen kogels mee worden afgevuurd – en een taser een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het ongecontroleerde bezit van wapens creëert het risico van gebruik van die wapens of van wapens van een tegenstander en brengt gevoelens van onveiligheid mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juli 2019 is hij eerder voor (onder andere) vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd dat zich na een langdurige detentie in 2018/2019 veranderingen in de persoonlijke situatie van de verdachte hebben voorgedaan. Zo heeft de verdachte volgens eigen zeggen een zoon gekregen waar hij deels de zorg voor draagt, woont hij bij zijn ouders, is zijn schildersbedrijf op orde gebracht en is hij bezig zijn schulden af te lossen. Daarnaast is het middelengebruik van de verdachte afgenomen, maar heeft hij hulp nodig bij het volledig afkicken en abstinent blijven van deze middelen.
Ook uitgaande van deze positieve ontwikkelingen vergt de ernst van de feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, omdat alleen op die manier een evenwichtige balans wordt gevonden tussen de vergelding voor het leed dat is veroorzaakt en de het voorkomen van het plegen van strafbare feiten in de toekomst. Rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en in het bijzonder met het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2018 waarin diverse bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, vindt het hof geen aanleiding in deze zaak ook een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden of een andersoortige straf op te leggen.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters bij soortgelijke feiten meestal worden opgelegd en die zijn beschreven in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarbij is mede gelet op het samenwerkingsverband met de medeverdachte, de planmatigheid van de bewezenverklaarde feiten en de grote waarde van de buit.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden.

Beslag

Van de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet terug gegeven Renault bestelauto – waarvan de advocaat-generaal de verbeurdverklaring heeft gevorderd – zal de teruggave worden gelast. Uit het dossier blijkt niet van de waarde van deze bestelauto, terwijl dat voor een verbeurdverklaring – als bijkomende straf – in beginsel wel is vereist.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De raadsman van de verdachte heeft de vordering betwist en gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat een causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade ontbreekt.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde immateriële schade door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen. Deze vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.023,73, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.339,75, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De raadsman van de verdachte heeft deze vordering betwist en gesteld dat:
( a) de gevorderde kosten voor het gereedschap vanwege afschrijvingskosten moet worden gematigd;
( b) de gevorderde kosten voor het verlies van arbeid onvoldoende zijn onderbouwd omdat (onder andere) niet vaststaat dat de benadeelde partij in de betreffende periode geen andere werkzaamheden heeft verricht of heeft kunnen verrichten.
Ten aanzien van de betwiste posten overweegt het hof dat:
( a) de benadeelde voor het gereedschap – met uitzondering van de Festool Rotex – niet de nieuwwaarde heeft gevorderd maar rekening heeft gehouden met afschrijvingskosten. De vervangingswaarde van de de Festool Rotex wordt geschat op 75% van de opgegeven waarde. De overige schadeposten die betrekking hebben op gereedschap zijn toewijsbaar;
( b) de kosten van het gederfde inkomen weliswaar zijn onderbouwd maar door de verdediging gemotiveerd zijn betwist. Daardoor kan de schade niet eenvoudig worden vastgesteld, zodat dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.399,75 aan materiële schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor de gevorderde proceskosten zoekt het hof aansluiting bij het Liquidatietarief kantonzaken, met dien verstande dat voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand in eerste aanleg en in hoger beroep telkens 1 punt zal worden toegekend, dus in totaal 3 punten tegen een tarief, ten bedrage van € 360,00 per punt. In totaal komt dus een bedrag van € 1.080,00 voor toewijzing in aanmerking ten behoeve van kosten van rechtsbijstand.
Het hof zal bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.000,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De raadsman van de verdachte heeft de vordering betwist en gesteld dat:
( a) de benadeelde online aangifte had kunnen doen, dit niet heeft gedaan en daarmee niet heeft voldaan aan de schadebeperkingsplicht ex artikel 6:101 BW:
( b) de overige schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de betwiste posten overweegt het hof dat:
( a) onvoldoende is onderbouwd waaruit de gevorderde € 2.000 schade precies bestaat en hoe deze is opgebouwd, zodat de benadeelde voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard;
( b) de schadeposten met betrekking tot het weggenomen gereedschap onvoldoende zijn onderbouwd omdat niet inzichtelijk is welke specifieke schade per stuk gereedschap is geleden, zodat de benadeelde ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.698,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De raadsman van de verdachte heeft de vordering betwist en gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat een causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade ontbreekt.
De verdachte wordt veroordeeld voor de heling van een aantal onder hem aangetroffen goederen die toebehoren aan de benadeelde partij [benadeelde 5]. De benadeelde partij vordert thans de schade die hij heeft geleden door de diefstal van de goederen die niet onder de verdachte zijn aangetroffen. Het hof kan niet tot de vaststelling komen dat die schade het gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Niet is immers komen vast te staan dat de verdachte ook deze andere goederen voor handen heeft gehad. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij onder deze omstandigheden moeten afwijzen.

Oplegging van de maatregel van artikel 36f Sr

Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] voor een gedeelte toegewezen. Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A onder 3 en 4 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 primair, 5 en 6 en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1, 2 primair, 5 en 6 en in B onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Bestelauto [kenteken] Renault Traffic Kl: wit 534870.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [snackbar] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.399,75 (duizend driehonderdnegenennegentig euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 1.080,00.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800479-16 onder 2 primair, 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.399,75 (duizend driehonderdnegenennegentig euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 november 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.P. den Otter en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 31 juli 2019.
mr. R.P. den Otter en mr. J. Piena zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.