ECLI:NL:GHAMS:2019:4538

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-002797-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken voor het rijden met een ongeldig rijbewijs, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 18 januari 2018 te Amstelveen met een ongeldig verklaard rijbewijs heeft gereden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, aangezien hij eerder was geïnformeerd door het CBR over de gevolgen van het niet volgen van een verplichte cursus. Het hof heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het rijden met een ongeldig rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor verkeersdelicten. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, zoals de Wegenverkeerswet 1994, toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002797-18
datum uitspraak: 31 juli 2019
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-013670-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2019.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2018 te Amstelveen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Burgemeester Rijnderslaan, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte eerst op 28 augustus 2015 is aangehouden wegens het rijden onder invloed. Het CBR besloot dat de verdachte een cursus, genaamd Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer, zou moeten volgen. Dit besluit is de verdachte medegedeeld bij aangetekende brief van 9 september 2015. In deze brief staat: “De cursus is niet vrijblijvend. Werkt u niet mee, dan wordt uw rijbewijs ongeldig en mag u niet meer rijden.” Bij aangetekende brief van 27 oktober 2015 van het CBR is voorts medegedeeld dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig zou worden verklaard omdat de verdachte de cursus niet had betaald.
Vervolgens is de verdachte op 27 september 2016 in Amstelveen aangehouden voor overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, het besturen van een motorvoertuig terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard. Op 18 januari 2018 is de verdachte te Amstelveen de Burgemeester Rijnderslaan aangehouden terwijl hij met een ongeldig rijbewijs reed. In het politieverhoor heeft hij verklaard: “Ik ben een keer eerder aangehouden. Ik moest een of ander iets doen bij het CBR, maar daar was ik het niet mee eens. Een soort test maar daar had ik het geld niet voor en ik vond het onterecht. Ik vond dat zeer onrechtvaardig.”
Het hof stelt dan ook vast dat de verdachte kennis heeft gekregen van de aankondiging dat zijn rijbewijs ongeldig werd verklaard als hij niet aan de cursus zou deelnemen en dat hij eerder, op 27 september 2016, is aangehouden voor het besturen van een motorvoertuig terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard. Bij die aanhouding moet de verdachte op de hoogte zijn geraakt van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. De verdachte heeft geen aannemelijk geworden verklaring afgelegd die de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwt. Het hof is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte op 18 januari 2018 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 januari 2018 te Amstelveen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Burgemeester Rijnderslaan, als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het openbaar gezag ondermijnd door als bestuurder met een motorrijtuig op de openbare weg te rijden, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit is een ernstig feit, waarmee de verdachte de verkeersveiligheid, ter bescherming waarvan de regels inzake rijbewijzen zijn gegeven, in gevaar heeft gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juli 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens een verkeersdelict, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters meestal worden opgelegd en die zijn beschreven in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt een gevangenisstraf van twee weken genoemd voor rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Dit neemt het hof tot uitgangspunt.
In de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep vindt het hof geen aanleiding een mildere of andersoortige straf op te leggen, nu dit geen recht zou doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.P. den Otter en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 31 juli 2019.
mr. Piena is buiten staat dit arrest te ondertekenen.