ECLI:NL:GHAMS:2019:4537

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-001239-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang in het kader van ontnemingsmaatregel

Op 17 juli 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, ingediend door het openbaar ministerie. Deze vordering was gebaseerd op artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en volgde op een eerdere ontnemingsmaatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. De veroordeelde, geboren in Suriname in 1977, had geen bekende woon- of verblijfplaats en was niet verschenen op de zitting, ondanks een behoorlijke oproeping.

De achtergrond van de zaak gaat terug naar een arrest van 23 september 2014, waarin de veroordeelde werd verplicht om een bedrag van € 114.629,09 aan de Staat te betalen. Dit bedrag werd later door de Hoge Raad verlaagd tot € 109.629,09. Na afwikkeling van conservatoire beslag was er nog een openstaand bedrag van € 62.280,35. De advocaat-generaal heeft op 15 mei 2019 de vordering tot lijfsdwang ingediend, omdat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting had voldaan.

Tijdens de behandeling van de vordering op 17 juli 2019 heeft het hof vastgesteld dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) geen bruikbare gegevens kon achterhalen over de verblijfplaats van de veroordeelde, die sinds 21 april 2010 naar Suriname was uitgeschreven. Het hof concludeerde dat het nemen van verhaal door inschakeling van een gerechtsdeurwaarder niet effectief zou zijn. Gezien het feit dat de veroordeelde niet had voldaan aan de betalingsverplichting en er geen aannemelijke redenen waren dat hij daartoe niet in staat was, heeft het hof besloten om de vordering van het openbaar ministerie toe te wijzen.

Het hof verleende bevel tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen. Deze beschikking werd gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak werd gedaan op de openbare terechtzitting van 31 juli 2019, waarbij mr. Piena buiten staat was om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 000613-19
rolnummer: 23-001239-12
datum uitspraak: 17 juli 2019
Beschikking gegeven op de vordering van het openbaar ministerie van 15 mei 2019, op grond van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingediend tegen de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) [geboortedag] 1977,
geen bekende woon- of verblijfplaats.

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij arrest van 23 september 2014 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 114.629,09. Bij arrest van 14 mei 2016 heeft de Hoge Raad de hoogte van de ontnemingsmaatregel en de betalingsverplichting verminderd tot een bedrag van € 109.629,09. De ontnemingsmaatregel is daarmee onmiddellijk onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft op 15 mei 2019 een vordering ‘Verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang’ ex artikel 577c Sv voor de duur van 540 dagen bij dit gerechtshof ingediend. Na afwikkeling van het conservatoire beslag, is het nog openstaande bedrag van de betalingsverplichting € 62.280,35.
Het verzoek is door de raadkamer van het hof op 17 juli 2019 in het openbaar behandeld. Daarbij is gehoord de advocaat-generaal mr. M.D.J. Teengs Gerritsen. De veroordeelde zelf is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Beoordeling

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen, een en ander zoals verwoord in de schriftelijke vordering.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft de veroordeelde op 18 november 2016 aangeschreven op zijn toenmalige BRP-adres, maar daar was hij blijkens een telefoontje van de huidige bewoner niet meer woonachtig. Uit het overzicht uit de Strafrechtsketendatabank kwam naar voren dat de veroordeelde sinds 21 april 2010 was uitgeschreven naar Suriname. Adresgegevens in Suriname ontbraken. Om de gegevens omtrent de verblijfplaats van de veroordeelde te achterhalen heeft het CJIB een bestandsvergelijking gemaakt tussen interne systemen. Dit heeft echter geen bruikbaar resultaat opgeleverd. Voor zover bekend heeft de veroordeelde geen bekende op naam gestelde vermogensbestanddelen. Het CJIB gaat er dan ook van uit dat het nemen van verhaal door inschakeling van een gerechtsdeurwaarder in deze zaak niet het geëigende middel is dat tot inning van de opgelegde ontnemingsmaatregel zal leiden.
Op basis van het onderzoek ter zitting stelt het hof vast dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan het arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken.
Niet aannemelijk is gemaakt dat de veroordeelde buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen.
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, op vordering van het openbaar ministerie verlof verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van 540 dagen.

Beslissing

Het hof:
Verleent beveltot tenuitvoerlegging van lijfsdwang.
Bepaalt de duur van de lijfsdwang op
540 (vijfhonderdveertig) dagen.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.P. den Otter en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 31 juli 2019.
mr. Piena is buiten staat dit arrest te ondertekenen.