9.1Tenzij het werkzaamheden betreft die moeten worden beschouwd als geringe en dagelijkse reparaties als bedoeld in de wet (…) dan wel werkzaamheden aan zaken die niet door of vanwege verhuurder in, op of aan het gehuurde zijn aangebracht, zijn voor rekening van verhuurder: (…)
b. onderhoud, herstel en vernieuwing van (…) rioleringen (…)
Terzake van rioleringen geldt onverminderd het onder 9.2.4 gestelde. (…)
9.2.1.Voor rekening van huurder zijn alle overige onderhoud, herstel en vernieuwingen zoals (…)
g. het dagelijkse onderhoud en herstel (en vernieuwing van kleine onderdelen) van de eventueel tot het gehuurde behorende technische installaties. (…)
9.2.4Voor rekening van huurder komt daarnaast de zorg voor het legen van vetvangputten, het schoonmaken en ontstoppen van putten, goten en alle afvoeren/rioleringen tot aan de gemeentelijke hoofdriolering van het gehuurde (…).
3.5.2.Uit het bepaalde in artikel 9.1 onder b van de Algemene bepalingen vloeit voort dat de kosten van onderhoud, herstel en vernieuwing van rioleringen in beginsel voor rekening van de verhuurder komen. [X] heeft echter gesteld dat de kosten ter zake van deze werkzaamheden aan de riolering in dit geval niet voor haar rekening komen omdat Heineken de op haar rustende huurdersverplichtingen die voortvloeien uit artikel 9.2.4 van de Algemene bepalingen, zoals het ontstoppen van de riolering en het legen van de sinds de aanvang van de hoofdhuurovereenkomst tot het gehuurde behorende vetvangput, niet is nagekomen. [X] verwijst in dit verband naar een e-mail van 30 augustus 2017 van [C] van [bedrijf] (die de werkzaamheden aan de riolering in 2016/2017 heeft uitgevoerd), waarin onder meer het volgende staat:
Tijdens de onderzoeken en de werkzaamheden aan de riolering hebben ik, loodgietersbedrijf [D] en [E] (stratenmaker) grote hoeveelheden gestold vet aangetroffen in de riolering van het gehuurde. Dit heb ik voor het eerst al circa 1,5 jaar geleden kunnen vaststellen. Als bewijs dat wij gestold vet hebben aangetroffen in de riolering verwijs ik naar de foto’s die ik aan [X] heb toegestuurd.
Gebleken is dat de vetafscheider niet goed was aangesloten, wat ervoor heeft gezorgd dat een ophoping van vet kon plaatsvinden in de rioolbuizen. Door deze ophoping hebben de vetzuren over een lange periode de riolering aangetast en is het open gebarsten. Naast de ophoping van vet, hebben wij ook plasticzakken in sommige rioolbuizen van het gehuurde aangetroffen (zie foto van 31 augustus 2016).
Ik ben tot de conclusie gekomen dat indien de onderhuurder de vetvangput (regelmatig) geleegd zou hebben en de riolering zou hebben ontstopt, onderhuurder dan al veel eerder had kunnen constateren dat de riolering en de vetafscheider niet goed functioneerden. Bovendien had onderhuurder dan ook kunnen zien dat er gestold vet in de riolering van het gehuurde aanwezig was.
[bedrijf] heeft het aanwezige vet mee laten afvoeren in een puinbak van Afvalverwerkingsbedrijf Tol.
Verder wil ik laten weten dat ik op 8 mei 2017 nog in het pand ben geweest en toen heb ik geen rioollucht waargenomen. Sindsdien zijn er ook geen klachten over de riolering en/of rioollucht van de onderhuurder ontvangen.
3.5.3.De kantonrechter heeft met [X] geoordeeld dat Heineken is tekortgeschoten in de nakoming van diverse op haar als huurder rustende verplichtingen en dat zij de door [X] gemaakte kosten voor de werkzaamheden aan de riolering dient te betalen.
3.5.4.Heineken is in hoger beroep opgekomen tegen de desbetreffende overwegingen van de kantonrechter en heeft gesteld dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als huurder omdat dat zij vanwege gebreken aan de riolering,, die door en voor rekening van de verhuurder dienden te worden verholpen, gerechtigd was de betaling van de huur op te schorten en een evenredige vermindering van de huurprijs gerechtvaardigd is. In dat verband heeft zij betoogd dat de constructie van het rioleringsstelsel, waarbij alle afvoeren in het gehuurde op één hoofdleiding uitkwamen en de vetvangput tot mei/juni 2016 niet was aangesloten, in zichzelf al ondeugdelijk was, dat er open rioolleidingen waren en voorts dat de hoofdleiding op meerdere plaatsen was verzakt, waardoor verstoppingen zijn ontstaan. Een en ander heeft tot stankoverlast geleid. Zij heeft daarbij onder meer gewezen op het onderzoek dat zij heeft laten verrichten door MVGM. Voor zover van belang luidt het daarvan opgemaakte rapport van 14 januari 2013, bladzijde 17, als volgt:
LocatieWinkelgedeelte, toiletruimte
GebrekStankoverlast
WaarneembaarheidGeheel
WaarderingMatig
OorzaakWaarschijnlijk afschot afvoeren niet voldoende, water blijft liggen wat stank veroorzaakt
ActiviteitNazien en indien nodig herstellen afschot afvoeren
VerantwoordelijkVerhuurder, zie § 9.1b, huurder § 9.2.4
UrgentieUrgentieniveau 1, op korte termijn uitvoeren, binnen 1 jaar
OpmerkingenWij adviseren om te laten onderzoeken waar de stankoverlast vandaan komt. Naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek is het de verantwoordelijkheid van de verhuurder, danwel van de huurder
en op bladzijde 31 van het rapport staat:
LocatieTerrein, westzijde
GebrekVetvangput niet aangesloten
WaarneembaarheidSlecht
Waardering-
OorzaakVolgens huurder in het verleden nooit gebeurt
ActiviteitVetvangput nazien en zo nodig aansluiten
VerantwoordelijkHuurder, zie § 9.2.1g
UrgentieUrgentieniveau 1, op korte termijn uitvoeren, binnen 1 jaar
Opmerkingen-
Heineken heeft ook, ter staving van haar stellingen, gewezen op het rapport van [rioolreiniging] bij e-mail van 17 maart 2014 waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Op 11 februari 2014 heeft [rioolreiniging] een riool onderzoek uitgevoerd bij snackbar “ [de snackbar] ” vanwege veelvuldige verstoppingen en stankoverlast. Dit onderzoek is uitgevoerd d.m.v. een camera-inspectie. (…)
Hieruit bleek dat alle afvoeren op deze hoofdleiding zitten:
- De standpijp van de bovengelegen woning (sanitaire voorziening, keuken en centrale verwarming)
- De spoelbak van de snackbar
- 2 gootstenen in de personeelskantine
- Condens-vanger van de koelcel
- Sanitaire voorzieningen voor de gasten v.d. snackbar (dames en heren toilet)
Al deze afvoeren zijn op de hoofdleiding gezet alvorens tezamen verder te stromen tot buiten het pand. Verder was duidelijk te zien dat de leiding op sommige punten ernstig verzakt was. (…)
Er is vastgesteld dat de leiding buiten het pand afslaat d.m.v. een bocht en terug onder het pand verdwijnt. Ook hier zit een ernstige verzakking in de leiding. Tevens is vastgesteld dat de leiding van de vetafscheider naast deze hoofdleiding lag. Ook deze leiding is geïnspecteerd en geconcludeerd dat er geen enkele leiding die vet afgeeft hierop gemonteerd is. Met andere woorden; de vetafscheider is buiten functie gesteld en alle afvoeren (sanitair en vet) gaan tezamen direct naar het hoofdriool.
De vet afvoeren scheiden van de sanitaire voorzieningen is in dit geval niet eenvoudig omdat onder het pand alle leidingen samenkomen en er geen mogelijkheid bestaat om onder het pand te komen.
3.5.5.[X] heeft niet gemotiveerd weersproken dat, voorafgaand aan de door [bedrijf] uitgevoerde werkzaamheden, de (hoofd)leiding vanuit het gehuurde rechtstreeks (om de vetvangput heen) naar het hoofdriool liep. Evenmin heeft [X] gemotiveerd weersproken dat bij de in haar opdracht door [bedrijf] uitgevoerde werkzaamheden (i) in mei/juni 2016 de buiten het gehuurde gelegen vetvangput aan de ene kant is aangesloten op een nieuwe grondleiding die tot in het gehuurde loopt en aan de andere kant op het hoofdriool en dat de afvoerleidingen voor het overige zijn gehandhaafd, (ii) in februari 2017 de (overige) afvoerleidingen zijn vernieuwd en openliggende afvoerleidingen zijn afgesloten en
(iii) op 8 mei 2017 nog een openliggende afvoerleiding is afgedopt.
3.5.6.Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, de bevindingen van [rioolreiniging] , zoals neergelegd in het rapport uit maart 2014, en de aard van de door [bedrijf] in mei/juni 2016 uitgevoerde werkzaamheden, leidt het hof af dat bij het gehuurde, voorafgaand aan de werkzaamheden van [bedrijf] , wel een vetvangput aanwezig was, maar dat deze niet was aangesloten op de (vet)afvoerleiding(en) van het gehuurde en evenmin op het hoofdriool. De enkele passage in de e-mail van [bedrijf] van 30 augustus 2017 dat ‘
de vetafscheider niet goed was aangesloten’, maakt dit niet anders. [X] heeft ook niet bestreden dat alle afvoerleidingen (voor vet en sanitair) onder het gehuurde samenkwamen op één (hoofd)leiding en dat geen mogelijkheid bestond om onder het pand te komen, zodat het scheiden van de vetafvoerleidingen van de sanitaire voorzieningen niet eenvoudig was, zoals [rioolreiniging] heeft geconstateerd. Tegen deze achtergrond acht het hof het onwaarschijnlijk dat de toestand bij het aangaan van de huurovereenkomst in 2003 een andere was dan die ten tijde van het onderzoek van [rioolreiniging] . Voor zover [X] heeft willen betogen dat de vetvangput aanvankelijk wel op de (vet)afvoerleiding(en) van het gehuurde enerzijds en het hoofdriool anderzijds was aangesloten en dat daarin, door toedoen van Heineken en/of haar onderhuurder, verandering is gekomen tussen de aanvang van de huurovereenkomst met Heineken in 2003 en het onderzoek van [rioolreiniging] in februari 2014, had het op haar weg gelegen om die stelling concreet toe te lichten, bijvoorbeeld aan de hand van bij haar rechtsvoorgangers ingewonnen informatie. Dat heeft zij niet gedaan, waarmee de grondslag aan dit betoog ontvalt.
3.5.7.Het ontbreken van leidingen van en naar de aanwezige vetvangput, waardoor deze niet als zodanig kon functioneren, is een omstandigheid die naar het oordeel van het hof op grond van artikel 7:206 BW (en artikel 9 lid 1 sub b van de Algemene bepalingen) voor rekening van de verhuurder komt. Het alsnog aansluiten daarvan is bovendien door de feitelijke situatie, zoals door [rioolreiniging] beschreven aan het eind van zijn rapport, niet aan te merken als een geringe reparatie en valt evenmin onder het dagelijkse onderhoud en herstel van het gehuurde en het vernieuwen van kleine onderdelen in het gehuurde, die voor rekening van de huurder komen. Voor zover het gaat om de periode waarin de bij het gehuurde gelegen vetvangput niet was aangesloten, kan [X] Heineken niet op goede grond verwijten dat zij deze niet juist heeft gebruikt en/of in strijd met haar verplichting als huurder niet heeft geleegd. Zonder aansluiting valt een vetvangput immers niet te gebruiken en het legen en onderhouden daarvan is in dat geval ook niet aan de orde.
3.5.8.In het rapport van MVGM uit januari 2013 werd al vermeld: ‘Vetvangput niet aangesloten’. De conclusie van MVGM naar aanleiding van het door haar gedane visuele (en dus beperkte) onderzoek, dat het ‘nazien en zo nodig aansluiten’ van de vetvangput de verantwoordelijkheid was van huurder, houdt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen stand. [X] kan daaraan dus geen steun ontlenen voor haar stelling dat Heineken is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
3.5.9.[X] heeft, onder verwijzing naar de e-mail van [bedrijf] van 30 augustus 2017, gesteld dat Heineken is tekortgeschoten in haar verplichting om de riolering te ontstoppen. De daardoor ontstane vervetting van de riolering heeft, volgens [X] , in verband met de inwerking van vetzuren op de afvoerleidingen geleid tot het openbarsten daarvan. [het café] heeft bovendien een voorheen aanwezige ‘pisgoot’ vervangen door een urinoir. Volgens [X] zijn de daarmee gepaard gaande werkzaamheden niet goed uitgevoerd en loosde het urinoir (en het schrobputje) rechtstreeks in de ruimte onder de betonvloer. Heineken had een gediplomeerd bedrijf kunnen inschakelen om de riolering te ontstoppen. Dan waren de problemen met de riolering en de vetvangput eerder aan het licht gekomen, aldus [X] .
3.5.10.Het hof is van oordeel dat [X] onvoldoende naar voren heeft gebracht dat aanleiding geeft te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van [rioolreiniging] , waarop Heineken zich beroept ter staving van haar stellingen. Dat MVGM het waarschijnlijk achtte dat de afvoeren niet voldoende op afschot lagen en daardoor de stankoverlast in het gehuurde werd veroorzaakt, doet geen afbreuk aan de latere bevindingen van [rioolreiniging] , die, anders dan MVGM, de leidingen heeft onderzocht met een camera. Aan de enkele inhoud van de e-mail van [bedrijf] van 30 augustus 2017 kan niet worden ontleend dat de door [rioolreiniging] bij een camera-inspectie geconstateerde ernstige verzakkingen op meerdere plaatsen van de (hoofd)leiding zijn veroorzaakt door vervetting en het niet (laten) ontstoppen van afvoerleidingen en/of de (hoofd)leiding door Heineken/ [het café] . Naar het oordeel van het hof komt het ontbreken van een ordentelijke afvoer bij het schrobputje en het urinoir (met als mogelijk gevolg stankoverlast) in beginsel voor rekening van [X] als verhuurder. Het betoog van [X] dat [het café] het urinoir niet goed heeft aangelegd, kan haar niet baten, reeds omdat niet is gesteld dat de afvoer van het urinoir op een andere wijze is aangesloten dan de afvoer van de voordien aanwezige ‘pisgoot’. [X] heeft niets gesteld over de oorzaak van het ontbreken van de aansluiting van het schrobputje.
3.5.11.[X] heeft geen conclusie verbonden aan haar stelling dat de problemen met de riolering en de vetvangput eerder aan het licht hadden kunnen komen, wanneer Heineken een deskundig bedrijf had ingeschakeld om de riolering te ontstoppen. Voor zover haar daarbij voor ogen staat dat de werkzaamheden hierdoor minder ingrijpend waren geweest en/of kosten van de werkzaamheden minder hoog zouden zijn uitgevallen, blijkt dat niet uit de e-mail van [bedrijf] en heeft zij dat onvoldoende toegelicht. Dat klemt temeer omdat Heineken en [het café] de rechtsvoorgangers van [X] , [A] en [B] , achtereenvolgens in augustus 2013 en augustus 2014 door toezending van de rapporten van MVGM respectievelijk [rioolreiniging] vergeefs op de hoogte hebben gesteld van de gesignaleerde problemen met de riolering en het niet zijn aangesloten van de vetvangput. [X] heeft niet gemotiveerd bestreden dat [A] en [B] de rapporten hebben ontvangen.
3.5.12.De stelling van [X] dat Heineken bij stilzitten van [A] en [B] de gebreken zelf moest laten verhelpen en de kosten daarna op de verhuurder had kunnen verhalen gaat reeds niet op, omdat het bestaan van een wettelijke bevoegdheid van de huurder niet betekent dat deze verplicht is daarvan gebruik te maken. Nog daargelaten dat de aard van de te verhelpen gebreken en de noodzakelijke werkzaamheden zich, gelet op de plaatselijke situatie, zoals beschreven aan het slot van het rapport van [rioolreiniging] , niet ervoor leenden om door/in opdracht van de huurder te worden uitgevoerd.
3.5.13.Op 14 oktober 2014 is [X] eigenaar en verhuurder geworden van het gehuurde en Heineken heeft haar bij brief van 9 december 2015 geschreven over de defecte riolering, de niet-aangesloten vetvangput, stankoverlast en herhaaldelijke verstoppingen van de riolering. Vanaf de datum van overdracht van het gehuurde aan [X] is zij de verhuurder tot wie Heineken zich diende te wenden om de aanwezige gebreken te laten verhelpen, ook indien het gaat om gebreken die al voor de overdracht bestonden. Niet valt in te zien waarom een huurder verplicht zou zijn om op eigen initiatief een potentiële koper van het pand waarin het gehuurde is gelegen op de hoogte te brengen van gebreken aan het gehuurde voorafgaand aan de verkoop en levering van het pand door de eigenaar. Bovendien is niet betwist dat Heineken pas van de overdracht van het pand aan [X] de hoogte is gesteld nadat die overdracht had plaatsgevonden.
3.5.14.Nu de vetvangput volgens [X] tot het gehuurde behoorde, was het aan haar (of haar rechtsvoorgangers) om deze aan te sluiten en is de omstandigheid dat deze niet was aangesloten een gebrek van het gehuurde in de zin van de wet. Ook de staat waarin de riolering verkeerde, zoals die blijkt uit het rapport van [rioolreiniging] , is een gebrek in de zin van de wet. [X] diende deze gebreken (die mogelijk tot stankoverlast hebben geleid) te verhelpen en de kosten daarvan te dragen. De door Heineken gevorderde verklaring voor recht dat [X] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om gebreken te verhelpen is toewijsbaar voor zover de vordering ziet op deze gebreken in de periode van 14 oktober 2015 tot 8 mei 2017. Heineken heeft in hoger beroep niet langer gesteld dat de gebreken na die datum nog niet waren verholpen. Voor zover [X] heeft gesteld dat de gebreken eerder dan 8 mei 2017 volledig waren verholpen, heeft zij dat, gelet op de op die datum kennelijk noodzakelijke afdopping van een toen nog openliggende afvoerleiding onvoldoende toegelicht.
In zoverre slagen de grieven II tot en met XI en heeft de kantonrechter de desbetreffende vordering ten onrechte afgewezen.
3.5.15.Uit het voorgaande volgt dat de kosten van aansluiting van de vetvangput en herstel/vernieuwing van de riolering door [X] moeten worden gedragen. De kantonrechter heeft Heineken dan ook in conventie ten onrechte veroordeeld tot betaling van € 26.464,36, exclusief btw, voor alle door [X] gemaakte kosten in verband met de herstelwerkzaamheden aan de riolering. Ook in zoverre slagen de grieven II tot en met XI. [X] heeft in hoger beroep voor het eerst gesteld dat [bedrijf] als onderdeel van dit bedrag ook werkzaamheden in rekening heeft gebracht die in ieder geval ten laste van de huurder komen, zoals de vervanging van een wasbak in de slaapkamer en de vervanging van hemelwaterafvoeren, maar heeft niet toegelicht welk deel van de kosten samenhangen met die werkzaamheden, zodat deze stelling van [X] reeds daarom niet tot succes kan leiden.
3.5.16.Het bewijsaanbod van [X] heeft geen betrekking op concrete feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat dit als niet ter zake dienend wordt verworpen.
Het dak en de in verband daarmee ingestelde vorderingen
3.6.1.Heineken heeft ter toelichting op de grieven IX en XI ook gesteld dat een structureel gebrek bestond aan de dakbedekking boven de zaal van het gehuurde, waardoor lekkages ontstonden. [A] en [B] hebben naar aanleiding van het rapport van MVGM provisorische werkzaamheden aan het dak uitgevoerd. Toen nieuwe lekkages optraden heeft Heineken [X] op 15 mei 2016 daarvan op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft de eigen aannemer van [X] laten weten dat het hele dak ‘eigenlijk vervangen moet worden’. Dat is niet gebeurd. In november 2016 kwam een deel van het plafond in de zaal naar beneden, en lekte het op drie plaatsen in het magazijn. Ook [X] verrichtte slechts provisorische werkzaamheden. Deugdelijk herstel is tot het einde van de huurovereenkomst uitgebleven, aldus nog steeds Heineken.
3.6.2.Het hof is van oordeel dat Heineken onvoldoende concreet heeft gemaakt in welk opzicht [X] na 14 oktober 2015 is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen in verband met lekkages van het dak. De enkele stelling dat [X] niet overging tot volledige vernieuwing van het dak en in de optiek van Heineken lekkages slechts provisorisch liet verhelpen, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat [X] is tekortgeschoten, ook wanneer daarbij in aanmerking wordt genomen dat in mei en november 2016 lekkages zijn opgetreden. De stelling dat in november 2016 een niet nader omschreven ‘deel van het plafond in de zaal’ naar beneden is gekomen, leidt, bij gebreke van een nadere toelichting, niet tot een ander oordeel. Heineken heeft haar stellingen dan ook onvoldoende toegelicht.
3.6.3.In zoverre slagen de grieven IX en XI niet.
Voor zover de vorderingen van Heineken verband houden met de gestelde gebreken aan het dak, zijn zij niet toewijsbaar.
De vorderingen tot huurprijsvermindering en partiële ontbinding van de overeenkomst