ECLI:NL:GHAMS:2019:4449
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter na ondertoezichtstelling en eerdere bedreigingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen de man en zijn minderjarige dochter, die sinds 25 december 2018 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om geen omgangsregeling vast te stellen, onder andere vanwege een contactverbod dat aan de man is opgelegd in het kader van een strafzaak wegens bedreigingen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2015 gewijzigd en bepaald dat er geen omgangsregeling zal gelden tussen de man en de minderjarige.
De zaak is complex, met een lange voorgeschiedenis van huiselijk geweld en verstoorde communicatie tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport van 25 februari 2019 aangegeven dat een omgangsregeling met de man niet in het belang van de minderjarige is. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2019 hebben beide ouders verzocht om aanhouding van de zaak voor zes maanden, om de man de kans te geven zijn herstel voort te zetten. Het hof heeft echter geconcludeerd dat, ondanks positieve ontwikkelingen aan de zijde van de man, de situatie nog te onduidelijk is om een omgangsregeling vast te stellen.
Het hof heeft de beslissing genomen om de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat er geen omgangsregeling zal gelden, met de mogelijkheid voor de GI om in de toekomst een omgangsregeling voor te stellen indien de situatie dat toelaat. De beslissing is genomen met het oog op de veiligheid en het welzijn van de minderjarige, waarbij de GI een belangrijke rol zal spelen in het contactherstel.