ECLI:NL:GHAMS:2019:4425

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
200.257.442/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van Cisagri

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, uitgesproken op 1 november 2019, wordt het verzoek van Louis Dreyfus Company Logistics B.V. en Louis Dreyfus Company Suisse S.A. om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de coöperatie Cisagri Holland Coöperatief U.A. afgewezen. De verzoeksters, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.T.J. Hoff en mr. E.L. Hoogstraate, stelden dat er gegronde redenen waren om te twijfelen aan een juist beleid van Cisagri, onder andere vanwege vermeende obstructie door de belanghebbende Infracis Holding N.V. en de coöperatie zelf. De Ondernemingskamer heeft echter geconcludeerd dat er geen gegronde redenen zijn voor twijfel aan het beleid van Cisagri. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de partijen niet heeft opgeleverd wat zij hadden verwacht, maar dat dit een geschil van vermogensrechtelijke aard betreft dat in een lopende arbitrage aan de ICC moet worden voorgelegd. De Ondernemingskamer heeft de verzoeksters niet ontvankelijk verklaard in hun verzoek en hen veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 3.963. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.257.442/01
beschikking van de Ondernemingskamer van 1 november 2019
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOUIS DREYFUS COMPANY LOGISTICS HOLLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de vennootschap naar Zwitsers recht
LOUIS DREYFUS COMPANY SUISSE S.A.,
gevestigd te Le Grand-Saconnex, Zwitserland,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mr. G.T.J. Hoffen
mr. E.L. Hoogstraate, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
t e g e n
de coöperatie
CISAGRI HOLLAND COÖPERATIEF U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de naamloze vennootschap
INFRACIS HOLDING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. W.H.A.M. van den Muijsenberghen
mr. E.R. Koster, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

2 [A] ,

wonende te [....] ,
3.
[B],
wonende te [....] ,
4.
[C],
wonende te [....] ,
5.
[D],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. M.H.C. Sinninghe Damsté,
mr. B. Kempen
mr. P.L. Hezer, allen kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen verzoeksters, verweerster, belanghebbenden en betrokken (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeksters met LD Logistics en LD Suisse;
  • verweerster met Cisagri;
  • belanghebbende sub 1 met IH;
  • belanghebbenden sub 2 tot en met 5 ieder afzonderlijk met [A] , [B] , [C] en [D] , en gezamenlijk met [A] c.s.;
  • Agroholding Limited Liability Company met AHM;
  • Agroholding Taman Limited Liability Company met AHT;
  • Joint Stock Company Oteko met Oteko;
  • [E] met [E] ;
  • [F] met [F] ;
  • [G] met [G] ;
  • [H] met [H] ;
  • [I] met [I] ;
  • [J] met [J] .
1.2
LD Logistics en LD Suisse hebben bij op 5 april 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Cisagri over de periode vanaf 3 november 2015. Daarbij hebben zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding [A] te schorsen als bestuurder van Cisagri en als lid van de O
versight Bodiesen een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Cisagri met doorslaggevende stem, dan wel een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht, alsmede om Cisagri te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
IH heeft bij op 6 juni 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven – primair, LD Logistics en LD Suisse niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken, subsidiair, de verzoeken tot het gelasten van een onderzoek en het treffen van onmiddellijke voorzieningen af te wijzen en, meer subsidiair, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Cisagri over de periode vanaf 26 juli 2012 en bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding een onafhankelijke functionaris te benoemen die als uitsluitende taak heeft om ingeval van een impasse in de besluitvorming over een r
eserved mattermet doorslaggevende stem te beslissen, alsmede om LD Logistics en LD Suisse te veroordelen in de kosten van het geding.
1.4
[A] c.s. hebben bij op 6 juni 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht de verzoeken zoals deze door IH zijn gedaan toe te wijzen.
1.5
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 27 juni 2019. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en wat mr. Hoff en mr. Van den Muijsenbergh betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
LD Suisse en LD Logistics zijn onderdeel van Louis Dreyfus Company (hierna ook: LDC), een internationaal opererende groep van vennootschappen die zich bezig houdt met de handel in en verwerking van landbouwproducten. LD Suisse houdt alle aandelen in LD Logistics. Het bestuur van LD Logistics wordt gevormd door [E] , [F] en [G] .
2.2
IH is onderdeel van een groep van vennootschappen (hierna ook: IH Groep) die is opgericht voor de ontwikkeling en exploitatie van een haven voor de overslag van grondstoffen op het Taman schiereiland in de Russische Federatie. Het bestuur van IH wordt gevormd door [B] en [A] .
2.3
Cisagri is op 4 juni 2012 opgericht. IH is gerechtigd tot 75% en LD Logistics tot 25% van de stemrechten in de algemene vergadering van Cisagri. Het bestuur van Cisagri wordt gevormd door [A] (
chief executive officer), [B] , [C] en [D] , als op voordracht van IH benoemde bestuurders A en [E] (
chief financial officer), [F] en [H] als op voordracht van LD Logistics benoemde bestuurders B.
2.4
Cisagri houdt alle aandelen in AHM en 49% van de aandelen in AHT. De overige 51% van de aandelen in AHT worden gehouden door AHM. Het bestuur van AHT wordt gevormd door [I] (
chief executive officer) en [J] (
chief financial officer/chief accountant).
2.5
AHT drijft een onderneming die zich toelegt op de ontwikkeling en de exploitatie van een bulk-terminal voor landbouwproducten (hierna: de terminal) in de haven op het Taman schiereiland. AHM houdt de grond waarop de terminal gebouwd moet worden.
2.6
Op 9 maart 2012 hebben LD Suisse en de rechtsvoorganger van IH Infragos Consortium B.V. (hierna ook IC), een
Basis of Joint Venture Agreement(hierna: de Basis JVA) gesloten ter zake van de beoogde samenwerking bij de bouw en de exploitatie van de terminal. De Basis JVA, waarop Engels recht van toepassing is, houdt – kort gezegd – onder meer in dat:
  • Partijen gezamenlijk een
  • IC de grond en gebruiksrechten op infrastructuur zal inbrengen, zal optreden als hoofd project- en bouwmanager voor de bouw van de terminal, dochtervennootschappen van IC op grond van separate overeenkomsten daartoe diensten zullen verrichten en dat LD Suisse de
  • Partijen
  • LD Suisse een lening van USD 100 miljoen ter beschikking zal stellen en deze naar keuze van IC zal worden terugbetaald in cash of in aandelen in de joint venture (artikel 8).
2.7
Op 4 juni 2012 is Cisagri opgericht als de in de Basis JVA bedoelde
development joint venturevennootschap.
2.8
Op 26 juli 2012 hebben IC, LD Logistics, Cisagri en LD Suisse een
Long-Form Joint Venture Agreement(hierna: de JVA) gesloten. De JVA, waarop eveneens Engels recht van toepassing is, houdt – kort gezegd – onder meer in dat:
  • Partijen zich jegens elkaar te goeder trouw zullen gedragen en zullen handelen in het belang van de gezamenlijke onderneming (art 3.3.3);
  • IC 90% en LD Logistics 10% van de economische rechten in Cisagri zal bezitten (artikel 6.4.3)
  • Closingplaatsvindt indien aan de voorwaarden van artikel 7.1 is voldaan, althans daarvan wordt afgezien (artikel 9.1)
  • Het bestuur van Cisagri zal zijn samengesteld uit zeven leden waarvan vier op voordracht van IC worden benoemd en drie op voordracht van LD Logistics (artikel 16.5);
  • De CEO van Cisagri wordt benoemd op voordracht van IC en de CFO van Cisagri wordt benoemd op voordracht van LD Logistics (artikel 16.25),
  • Vergaderingen van het bestuur van Cisagri ten minste vier keer per jaar plaatsvinden (artikel 16.13) en daarbij tenminste één op voordracht van IC benoemde bestuurder en één op voordracht van LD Logistics benoemde bestuurder aanwezig moet zijn (artikel 16.15);
  • Besluiten van het bestuur van Cisagri worden genomen bij gewone meerderheid, tenzij anders is overeengekomen in artikel 19 (
  • Besluiten in de algemene vergadering van Cisagri worden genomen bij gewone meerderheid, tenzij anders is overeengekomen in artikel 19 (
  • Besluiten van het bestuur van Cisagri als bedoeld in
  • Besluiten van de algemene vergadering als bedoeld in
  • Het bestuur van Cisagri bepaalde taken kan delegeren aan
  • De CEO van een dochteronderneming van Cisagri wordt benoemd op voordracht van IC (artikel 16.31), dat de CFO en de
  • Besluiten van het bestuur van een dochteronderneming van Cisagri ter zake van
  • Het bestuur van Cisagri partijen zal voorzien van financiële informatie en rapportages (artikel 25);
  • De ontwikkeling van de terminal zal plaatsvinden onder meer in overeenstemming met de in
  • Geschillen zullen worden beslecht overeenkomstig de
2.9
Schedule9 bij de JVA houdt - kort gezegd - in dat
matters requiring consentonder meer zijn:
  • goedkeuring van het Business Plan, het Budget, het Capex Plan en het werkkapitaalplan;
  • aanbestedingsprocedures en het gunnen van contracten van meer dan USD 5 miljoen;
  • vaststelling van plannen met betrekking tot ontwerp, ontwikkeling en bouw van de terminal;
  • related party transactions;
  • benoeming schorsing en ontslag van
  • wijziging van een
2.1
In
schedule13 bij de JVA is bepaald wat wordt verstaan onder
related party transactions. In s
chedule17 zijn de
De
velopment Project Management Principlesvastgelegd en worden (het toezicht op) de taken en bevoegdheden van (het bestuur van) AHT nader beschreven. Onder meer is bepaald dat binnen het bestuur van een dochteronderneming de CEO steeds de doorslaggevende stem heeft; ter zake van
reserved mattersis instemming van de CFO vereist.
2.11
Op 26 juli 2012 zijn de statuten van Cisagri gewijzigd. Daarbij is de JVA als ledenovereenkomst in de statuten van Cisagri geïncorporeerd (artikel 1.1.20. statuten) en zijn de statuten van Cisagri in lijn gebracht met de in de JVA opgenomen afspraken. In artikel 11.4 van de statuten is bepaald dat vergaderingen van het bestuur door ieder bestuurslid bijeengeroepen kunnen worden op een termijn van zeven werkdagen, onder vermelding van, onder meer, een agenda van de te bespreken onderwerpen.
2.12
Op 26 juli 2012 is tussen, onder anderen, LD Logistics als
lenderen IC als
borrowereen overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van USD 100.000.000. De lening moet worden terugbetaald op de “
Terminal Completion Date” en uiterlijk op 31 december 2018, naar keuze van IC in cash of in lidmaatschapsrechten in Cisagri.
2.13
Eveneens op 26 juli 2012 is tussen LD Logistics als
lender, Isler Resources Limited, een dochtervennootschap van IC, als
borroweren IC een overeenkomst van geldlening (hierna: Capex Lening) gesloten op basis waarvan LD Logistics leningen zal verstrekken waarmee Isler Resources Limited de door IC te verrichten kapitaalstortingen in Cisagri zal kunnen financieren.
2.14
Vanaf 2013 is tussen partijen discussie ontstaan over de vraag of al dan niet aan de voorwaarden voor
Closingwas voldaan.
2.15
LDC heeft in mei 2015, middels de Russische vennootschap OOO Kompaniya Louis Dreyfus Vostock (hierna: LDC Vostock) een graanterminal gekocht aan de rivier de Don in de Russische Federatie (hierna: de Don River Terminal). [E] was tot 25 juli 2018 algemeen directeur van LDC Vostock.
2.16
Op 3 november 2015 heeft de
Closingals bedoeld in de JVA plaatsgevonden. LD Logistics heeft op 4 december 2015 op grond van
schedule15 bij de JVA een kapitaalstorting van USD 14.750.000 aan Cisagri voldaan.
2.17
In juni 2016 is bij de lokale Russische autoriteiten een verzoek ingediend voor de vereiste
rezoning(bestemmingswijziging) van de voor de bouw van de terminal bestemde percelen.
2.18
Op 8 augustus 2016 hebben AHT en Oteko, onderdeel van de IH Groep, voor de bouw van de terminal een EPCM (
Enginering, Procurement and Construction Management) contract gesloten.
2.19
Op 18 oktober 2016 hebben AHT en IC, met terugwerkende kracht per 27 februari 2014, een EPCM contract gesloten (hierna: het EPCM contract) waarbij AHT aan IC als aannemer de opdracht heeft gegeven voor de bouw van de terminal, en IC haar taken aan een Russische groepsvennootschap mag delegeren en moet dulden dat een keer per jaar een
‘Normal Audit’ wordt verricht waarbij ook bij onderaannemers informatie kan worden ingewonnen en een keer per jaar een boekenonderzoek zal plaatsvinden.
2.2
In november 2016 heeft LD Logistics onder de Capex Lening in totaal USD 22.500.000 aan leningen verstrekt.
2.21
In februari 2017 is bij de lokale Russische autoriteiten een verzoek ingediend voor een
State Expertiseten behoeve van de bouw van de terminal. Het verzoek is in juni 2017 afgewezen omdat nog geen
rezoningwas verkregen.
2.22
In 2017 zijn de
Project Management Committeeen de
Procurement Committeesamengevoegd tot de
P&P Committee. De
P&P Committeebestaat uit vijf leden.
2.23
Bij brief van 21 maart 2018 aan IC hebben LD Logistics en LD Suisse naar aanleiding van de vergaderingen van het bestuur van Cisagri van 14 december 2017 en 25 januari 2018 hun bezwaren geuit tegen de gang van zaken met betrekking tot de
governancebij Cisagri en AHT. LD Logistics en LD Suisse hebben aangevoerd dat diverse bepalingen van de JVA en de statuten niet worden nageleefd en, meer concreet, onder andere gesteld dat:
  • de regeling met betrekking tot
  • de beslissing dat de voorzitters van de
  • wordt geweigerd een audit van de
  • geen
  • de belangen van Cisagri niet worden beschermd omdat wordt verhinderd dat AHT Oteko aanspreekt ter zake van de vertraging in de bouw van de terminal.
2.24
Op 23 april 2018 heeft een algemene vergadering van Cisagri plaatsgevonden, waarop de bezwaren van LD Logistics zijn besproken.
2.25
Vanaf september 2018 heeft
mediationtussen partijen plaatsgevonden bij de ICC. Dit heeft niet tot resultaat geleid.
2.26
Op 31 oktober 2018 is bij presidentieel decreet bepaald dat per 15 november 2018 de
rezoningmoest worden toegewezen. Dit decreet is door de lokale Russische autoriteiten niet nageleefd.
2.27
Op 20 december 2018 is een akte verleden waarbij (onder andere) IC, als verdwijnende rechtspersoon, en IH, als verkrijgende rechtspersoon, zijn gefuseerd.
2.28
Op 24 januari 2019 hebben IH, Cisagri en AHT een
Request for Arbitrationingediend bij de ICC, ter zake van – zeer kort gezegd – frustratie van de samenwerking onder de JVA door LD Logistics en LD Suisse (hierna: de arbitrage). LD Logistics en LD Logistics hebben daarop in de arbitrage een tegenverzoek ingediend.
2.29
In februari 2019 is door de lokale Russische autoriteiten het verzoek om
rezoningdeels afgewezen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Partijen zijn het er over eens dat het gezamenlijke project voor de bouw van de terminal (nog) niet heeft opgeleverd wat zij bij de start van hun samenwerking in 2012 hadden verwacht en gehoopt. Partijen zijn het grondig oneens over de vraag wie daarvoor verantwoordelijk is en – in het verlengde daarvan – wie daarvan de nadelige gevolgen zal moeten dragen. Dat laatste is echter in de kern een geschil van vermogensrechtelijke aard, waarover tussen partijen in de inmiddels ook al aanhangige arbitrage bij het ICC zal moeten worden beslist. De daarvan te onderscheiden en in deze procedure te beantwoorden vraag is of er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Cisagri. LD Logistics en LD Suisse hebben daartoe - kort samengevat - het volgende naar voren gebracht:
a. IH weigert in strijd met artikel 16.32 en 16.33 van JVA mee te werken aan de benoeming van een
chief accountantbij AHT;
b. IH weigert in strijd met artikel 6.3 van de Basis JVA mee te werken aan de benoeming van een
Project Comptrollerbij AHT;
c. IH heeft in strijd met schedule 9 bij de JVA de wijziging van het Capex plan (te weten een substantiële verhoging van het investeringsbudget) niet als
reserved matteraangemerkt en verstrekt daarover geen informatie;
d. IH belemmert de informatievertrekking over en de werking van het
Project Management Teamals bedoeld in
schedule17 bij de JVA;
e. IH verhindert dat wordt voldaan aan de rapportageverplichtingen aan de
P&P Committeeen onder het EPCM contract;
f. IH schendt afspraken (over informatievoorziening) ter zake de voortgang van de
rezoning;
g. IH roept in strijd met artikel 11 van de statuten van Cisagri bestuursvergaderingen bijeen zonder (tijdig) vooraf een agenda toe te sturen;
h. door IH voorgedragen bestuurders hebben tijdens bestuursvergaderingen van 14 december 2018 en 11 maart 2019, ondanks bezwaren van de overige bestuurders, ongeldige besluiten genomen;
i. er bestaat (gebrek aan openheid over) een belangenverstrengeling tussen IH, AHT en Oteko;
j. IH belemmert de invoering van het door het
Audit Committeeaanbevolen boekhoudsysteem bij AHT en de uitvoering van een
Normal Audit;
k. IH besluit eigenmachtig over het maken en verdelen van infrastructurele kosten;
l. zonder instemming van het bestuur van Cisagri is besloten dat AHT kantoorruimte bij Oteko zal huren.
3.2
IH heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [A] c.s. hebben zich daarbij aangesloten en op onderdelen ook zelf gemotiveerd verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder de gronden van het verzoek bespreken en daarbij waar nodig op dit verweer ingaan.
Ontvankelijkheid LD Suisse
3.3
IH en [A] c.s. hebben allereerst aangevoerd dat aan LD Suisse niet de bevoegdheid toekomt een enquête te verzoeken. Dit verweer slaagt. LD Suisse is geen lid van de coöperatie Cisagri en aan haar komt ook overigens niet de bevoegdheid toe de Ondernemingskamer te verzoeken een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Cisagri te gelasten. De Ondernemingskamer zal LD Suisse om die reden in haar verzoek niet ontvankelijk verklaren.
Gronden a en b: benoeming chief accountant en Project Comptroller
3.4
LD Logistics heeft aangevoerd dat IH, in strijd met de bepalingen van de JVA en op oneigenlijke wijze de benoeming van een
chief accountantbij AHT, door onder meer te weigeren in te stemmen met een voorgestelde marktconforme beloning, en de opeenvolgende
Project Comptrollersheeft gedwarsboomd in hun werkzaamheden. De Ondernemingskamer overweegt dat tussen partijen vanaf medio 2018 over de benoemingen is gesproken en dat tussen hen onenigheid heeft bestaan over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder die benoemingen zouden kunnen en moeten plaatsvinden. Op 22 maart 2019 hebben partijen echter alsnog overeenstemming bereikt over (de voorwaarden voor) de benoeming van [J] tot
chief accountantvan AHT en zij is per 1 juni 2019 in functie getreden. Eveneens op 22 maart 2019 hebben partijen overeenstemming bereikt over (de voorwaarden voor) de benoeming van I. Godin tot
Project Comptrolleren ook hij is per 1 juni 2019 in dienst getreden bij AHT. IH heeft onweersproken aangevoerd dat Godin vanaf het moment van zijn benoeming volledige toegang heeft gekregen tot alle informatie waartoe hij gerechtigd is. Tegen deze achtergrond levert de omstandigheid dat partijen niet eerder tot overeenstemming hebben kunnen komen over (de voorwaarden voor) benoeming van de
chief accountanten dat er onenigheid bestond over de informatievoorziening aan de voorgaande
Project Comptrollersgeen gegronde reden op voor twijfel aan een juist beleid of gang van zaken van Cisagri.
Grond c: informatie wijziging Capex plan
3.5
LD Logistics heeft aangevoerd dat partijen in 2015 het Capex plan hebben vastgesteld waarbij werd uitgegaan van een investering van USD 288.000.000. In 2017 heeft Oteko het bedrag van de beoogde investering echter eigenmachtig verhoogd tot USD 359.000.000. Blijkens de uitnodiging voor een vergadering in 2018 is verder, kennelijk eenzijdig, besloten om de beoogde overslagcapaciteit van de te bouwen terminal te vergroten, zonder dat LD Logistics, althans de op haar voordracht benoemde bestuurders van Cisagri daarover zijn geïnformeerd. Een wijziging van het Capex plan is volgens
schedule9 bij de JVA een
reserved matterwaarover slechts bij versterkte meerderheid kan worden beslist. Het bestuur van Cisagri laat bovendien na om overeenkomstig artikel 25.6 van de JVA jaarlijks te rapporteren over de resultaten ten opzichte van het Capex plan, aldus LD Logistics.
3.6
IH heeft op haar beurt aangevoerd dat Oteko in oktober 2017 slechts een bijgestelde
verwachtingvan de Capex heeft gecirculeerd. Besluitvorming daarover heeft niet plaatsgevonden en van een wijziging van het Capex plan is dan ook geen sprake. Dat geldt ook voor de verwachte totale Capex voor de bouw van de terminal. Deze wordt van tijd tot tijd aangepast op basis van de actuele ontwikkelingen en inschattingen rondom de bouw van de terminal. Op dit moment is het echter, gelet op de huidige stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de terminal, nog te vroeg om de totale Capex bij te stellen en is besluitvorming daarover dus niet aan de orde, aldus IH.
3.7
De Ondernemingskamer stelt vast dat LD Logistics niet meer heeft bestreden dat (nog) geen besluitvorming over de aanpassing van het Capex plan en de verwachte totale Capex heeft plaatsgevonden. LD Logistics heeft evenmin toegelicht of, en, zo ja, in hoeverre – gelet op de huidige voortgang van de bouw van de terminal, waarbij nog geen
rezoningis verkregen – voor het bestuur van Cisagri daadwerkelijk concrete aanleiding bestond om inhoudelijk te rapporteren over de feitelijke stand van zaken ten opzichte van het Capex plan. Onder die omstandigheden is het feit dat die rapportage nog niet heeft plaatsgevonden, geen gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken van Cisagri.
Grond d: Project Management Team
3.8
LD Logistics heeft betoogd dat het functioneren van het
Project Management Team(PMT) door IH wordt belemmerd. Op grond van
schedule17 bij de JVA is het PMT op het niveau van AHT verantwoordelijk voor de coördinatie en het management van de bouw van de terminal. Het PMT bestond uit de door IH voorgedragen leden [I] , bestuurder van AHT, Gaganov, projectmanager van AHT, en het door LD Logistics voorgedragen lid [E] , CFO van AHT. Inmiddels is [E] vervangen door [J] . IH belemmerde het functioneren van het PMT door niet of nauwelijks vergaderingen van het PMT te houden. Verder bemoeit [A] zich met de gang van zaken in het PMT, nu hij meent dat [E] daar geen onderdeel van kan uitmaken. Daarbij komt dat [I] besluiten nam zonder [E] daarin te kennen en zonder deugdelijke schriftelijke vastlegging. Het bestuur van Cisagri verzuimde om dit te corrigeren. Tijdens de algemene vergadering van 23 april 2018 is de werking van het PMT aan de orde gesteld; deze zou onderzocht worden, maar enige opvolging is daar nog niet aan gegeven, aldus steeds LD Logistics. IH heeft daartegenover aangevoerd dat [E] nooit is uitgesloten van deelname aan het PMT, maar dat hij zich afzijdig hield en als enig lid van het PMT weigerde vanuit het kantoor van AHT te werken. Inmiddels is [J] op voordracht van LD Logistics benoemd tot lid van het PMT en is zij voorzien van alle benodigdheden om haar taken te kunnen uitvoeren, zodat – volgens IH – geen aanleiding bestaat een onderzoek te gelasten.
3.9
De Ondernemingskamer overweegt dat tussen partijen onenigheid heeft bestaan over de vraag of, en zo ja, hoe [E] als (interim) CFO van AHT ook zou kunnen en/of moeten functioneren als lid van het PMT. De Ondernemingskamer stelt echter vast dat partijen, met de bereikte overeenstemming over de benoeming van [J] als
chief accountantvan AHT en lid van het PMT aan die onenigheid een einde hebben gemaakt. Dat [J] nadien niet naar behoren zou (kunnen) functioneren als lid van het PMT, dat zij daarin door IH wordt belemmerd of dat het bestuur van Cisagri ter voorkoming daarvan onvoldoende maatregelen zou treffen is niet gebleken. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat de bezwaren aangaande het functioneren van het PMT met de over de benoeming van [J] tussen partijen bereikte overeenstemming inmiddels voldoende zijn geadresseerd. Onder die omstandigheden bestaat ook op dit punt geen gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken van Cisagri.
Grond e: informatieverplichtingen, P&P Committee en EPCM contract
3.1
LD Logistics heeft aangevoerd dat het bestuur van Cisagri en de diverse
committees(door haar gezamenlijk aangeduid met: de
Oversight Bodies) alsmede de
Project Comptrollerbelast zijn met het toezicht op het functioneren van het PMT en de EPCM
contractor, dat wil zeggen AHT en haar onderaannemer Oteko. Op grond van
schedule17 en het EPCM contract moet Oteko aan het PMT rapporteren en rapporteert het PMT vervolgens aan de
Project Comptroleren de
Oversight Bodies. IH verhindert echter dat deze rapportage op een juiste manier plaatsvindt. LD Logistics stelt daartoe (1) dat Oteko niet aan het PMT rapporteert, maar rechtstreeks aan de
P&P Committeewaardoor de door LD Logistics in het PMT benoemde functionarissen buiten spel worden gezet (ii) dat ook op het niveau van de
P&P Committeeonvoldoende informatie wordt aangeleverd en (iii) dat in de
P&P Committeeondanks bezwaren van de op voordracht van LD Logistics benoemde leden besluiten worden genomen, onder meer over
reserved matters.
3.11
IH heeft op haar beurt bestreden dat zij een juist functioneren van het toezicht op het PMT en Oteko zou verhinderen. Zij voert aan dat steeds alle beschikbare relevante informatie is gedeeld met het PMT en de op voordracht van LD Logistics benoemde leden van de
P&P Committee. Bovendien is onjuist dat in de
P&P Committeebesluiten worden genomen. De
P&P Committeeadviseert slechts het bestuur van Cisagri en neemt niet zelf besluiten en dus ook niet over
reserved matters, aldus IH.
3.12
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. LD Logistics heeft ter feitelijke onderbouwing van haar stellingen onder (i) en (ii) verwezen naar de door haar als productie 60 overgelegde e-mailwisseling die voorafging aan de vergadering van de
P&P Committeevan 22 november 2018. Uit die e-mailwisseling blijkt dat tussen [A] en [C] enerzijds en [E] en F. Lecomte anderzijds verschil van mening bestaat over de tijdigheid van de toezending van stukken voor de vergadering, de vraag of de stukken van AHT dan wel van Oteko afkomstig zijn en of deze al dan niet eerst door het PMT zijn of moeten worden besproken en in het verlengde daarvan of [E] daarbij had moeten worden betrokken omdat hij al dan niet deel uitmaakt van het PMT. Uit deze e-mailwisseling blijkt in de kern niet meer dan dat partijen in november 2018 van mening verschilden over de vraag of en, zo ja, hoe de voor die vergadering verstrekte informatie al dan niet eerst in het PMT besproken zou moeten worden. Daaruit kan echter niet volgen dat, zoals LD Logistics aanvoert, IH structureel in strijd met
schedule17 bij de JVA zou verhinderen dat door AHT en Oteko op juiste wijze aan het PMT, de
P&P Committeeen de
Project Comptrollerwordt gerapporteerd. Zulks te minder nu met de benoeming van [J] inmiddels is voorzien in een voor beide partijen acceptabele invulling van de op voordracht van LD Logistics te benoemen functionaris op het niveau van AHT en in het PMT. Ter feitelijke onderbouwing van haar stelling onder (iii) heeft LD Logistics gewezen op een
P&P Committee Summary Reporten brieven van haar advocaat van 22 januari 2019 en 8 maart 2019. Het
Summary Reportbevat evenwel geen besluiten van de
P&P Committeeterwijl ook uit de brieven van de advocaat van LD Logistics niet duidelijk wordt op welke besluiten van de
P&P CommitteeLD Logistics het oog heeft. Aldus heeft LD Logistics haar bezwaren op dit punt niet voldoende toegelicht en kan op basis daarvan niet worden aangenomen dat gegronde redenen bestaan om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Cisagri te twijfelen.
Grond f: geen (informatie over) voortgang van de rezoning
3.13
LD Logistics heeft aangevoerd dat zij onvoldoende is geïnformeerd over het proces rondom de verkrijging van de
rezoning, dat de
rezoningnog steeds niet is verkregen en dat de bouw van de terminal als gevolg daarvan ernstige vertraging heeft opgelopen. IH heeft daartegenover betoogd dat tussen partijen in de Basis JVA is vastgelegd dat op IH, althans AHT en Oteko, slechts een inspanningsverplichting rust om de
rezoningte verkrijgen en dat en waarom haar niet kan worden verweten dat dit tot op heden niet is gelukt. IH heeft verder uiteengezet dat, hoe en op welke momenten zij LD Logistics over de voortgang van de aanvraag voor de
rezoningheeft geïnformeerd en zij bestrijdt dat zij daarmee is tekortgeschoten.
3.14
In artikel 4.8 van de Basis JVA is – kort gezegd – opgenomen dat partijen zich realiseren dat de uitvoering van het project afhankelijk is van omstandigheden – waaronder de verkrijging van vergunningen – waarover partijen geen controle hebben en dat indien zich daarbij een belemmering voordoet, geen van hen daarvoor verantwoordelijk zal zijn. De Ondernemingskamer is van oordeel dat LD Logistics tegen deze achtergrond onvoldoende heeft toegelicht waarom het desondanks aan IH, althans AHT of Oteko te verwijten zou zijn dat nog geen
rezoningis verkregen, laat staan waarom dat aanleiding zou geven te twijfelen aan een juist beleid of juiste gang van zaken bij Cisagri. Dit geldt eveneens voor het gestelde gebrek aan informatie over de voortgang van de aanvraag voor de
rezoning. Uit de door LD Logistics zelf gegeven uiteenzetting van de gang van zaken blijkt dat de voortgang van de aanvraag voor de
rezoningop de ledenvergadering van 23 april 2018 is besproken, dat daarover op 18 mei 2018 door de betrokken advocaat is gerapporteerd, dat de gang van zaken op de vergadering van het bestuur van Cisagri van 14 december 2018 wederom is besproken en dat vervolgens op 10 maart 2019 is bericht dat de
rezoningniet was verkregen. IH heeft in aanvulling daarop nog gesteld dat de
Project Comptrollerook in juni en augustus 2018 nog over de voortgang van de aanvraag is geïnformeerd en dat LD Logistics daarnaast ook informeel op de hoogte werd gehouden van de stand van zaken. LD Logistics heeft dat laatste niet meer bestreden en ook overigens niet concreet gesteld welke specifieke informatie zij ten onrechte niet van IH, AHT of Oteko heeft ontvangen.
Grond g: bijeenroepen bestuursvergadering van Cisagri zonder agenda
3.15
LD Logistics heeft aangevoerd dat de door IH voorgedragen functionarissen, in strijd met artikel 11.4 van de statuten van Cisagri, voor de bestuursvergaderingen van Cisagri van 19 september 2018 en 14 december 2018 pas op respectievelijk 17 september 2018 en 6 december 2018 een agenda hebben rondgestuurd. IH heeft zich op dit punt aangesloten bij het door [A] c.s. gevoerde verweer. [A] c.s. hebben onder verwijzing naar de desbetreffende stukken, gesteld dat partijen op de algemene vergadering van 23 april 2018 hebben besloten voortaan voor bestuursvergaderingen een afwijkende oproepingstermijn van vijf werkdagen te hanteren, dat de vergadering van 19 september 2018 op initiatief van [E] is opgeroepen en dat daarvoor door zijn medebestuurder bij LD Logistics [F] op 14 september 2019 een agenda is verspreid met te bespreken onderwerpen, die vervolgens alle ook in de op 17 september 2019 door [A] rondgestuurde agenda zijn opgenomen. LD Logistics heeft dit alles niet meer bestreden. De Ondernemingskamer gaat er dan ook van uit dat de agenda voor de bestuursvergaderingen van Cisagri van 14 december 2018 tijdig is verstuurd en de agenda voor de vergadering van 19 september 2018 ook tijdig bekend was bij LD Logistics.
Grond h: ongeldige besluitvormig op bestuursvergaderingen
3.16
LD Logistics heeft aangevoerd dat tijdens de vergaderingen van het bestuur van Cisagri van 14 december 2018 en 11 maart 2019 door de op voordracht van IH benoemde bestuurders ongeldige besluiten zijn genomen.
3.17
Het betreft allereerst het besluit no. 3 van 14 december 2018 waarbij [C] is gemachtigd om namens (het bestuur van) Cisagri te handelen in overeenstemming met haar duidelijke verplichtingen op grond van artikel 3.2 van de JVA. Achtergrond van het besluit was dat LD Logistics zich op het standpunt stelde dat op grond van artikel 9.6 van de JVA instemming van het bestuur van Cisagri vereist was voor de beoogde fusie van IC met IH, terwijl IC meende dat instemming voor een fusie binnen de IH Groep op grond van artikel 9.1 JVA niet vereist was, omdat daarin al was voorzien in artikel 26.2 van de JVA en artikel 5.5 van de Basis JVA, reden waarom op 14 maart 2018 [A] voorstelde [C] te machtigen om zo nodig namens (het bestuur van) Cisagri alsnog tijdig de benodigde instemming te kunnen verlenen voor de per 20 december 2018 voorgenomen fusie. Naar de Ondernemingskamer begrijpt, stelt LD Logistics zich in het kader van deze procedure niet zozeer op het standpunt dat de lezing van IH over de vereiste instemming door het bestuur onjuist zou zijn, maar betoogt zij dat het besluit, in strijd met artikel 11.4 JVA niet tijdig is geagendeerd en dat het besluit te ruim is geformuleerd en dus niet “in redelijk detail” aan het bestuur is voorgelegd.
3.18
IH heeft zich ook op dit punt aangesloten bij het door [A] c.s. gevoerde verweer. [A] c.s. hebben gesteld dat LD Logistics geen enkel materieel belang heeft bij het door haar opgeworpen bezwaar. LD Logistics is niet betrokken bij de fusie en haar belangen worden daardoor niet geraakt, LD Logistics verzet zich ook inhoudelijk niet tegen de fusie en bestrijdt ook niet (meer) dat de benodigde instemming daarvoor al in zowel artikel 5.5 van de Basis JVA als artikel 26.2 van de JVA besloten lag. Met het besluit no. 3 is ook niet meer beoogd dan om in het kader van de voorgenomen fusie, [C] te machtigen, zo nodig namens het bestuur uitvoering te geven aan de al in artikel 3.2 van de JVA opgenomen verplichting van Cisagri om zich aan de JVA te houden.
3.19
De Ondernemingskamer is van oordeel dat gelet op de omstandigheid dat (i) Cisagri zich op grond van artikel 3.2 van de JVA aan de daarin vervatte afspraken moet houden, (ii) niet (meer) is bestreden dat de benodigde instemming voor een fusie binnen de IH Groep al in de Basis JVA en de JVA besloten lag, (iii) uit de e-mail van [A] van 14 december 2018 zonder meer duidelijk was wat tegen die achtergrond met het besluit tot machtiging van [C] werd beoogd en (iv) voor alle partijen eveneens duidelijk was waarom daarmee enige haast geboden was, het feit dat het voorgenomen besluit wellicht meer in detail geformuleerd had kunnen worden, geen grond oplevert voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken bij Cisagri.
3.2
LD Logistics heeft vervolgens ten aanzien van de op 14 december 2018 door het bestuur van Cisagri genomen besluiten no. 4 en no. 5 aangevoerd dat deze te laat zijn geagendeerd en betrekking hebben op
reserved mattersen dus niet bij gewone meerderheid van stemmen genomen hadden kunnen worden. Deze besluiten zijn op 11 maart 2019 nogmaals aan het bestuur van Cisgari voorgelegd, kennelijk omdat ook [A] meende dat de besluitvorming op 14 december 2018 gebrekkig was geweest. Echter ook op 11 maart 2019 heeft besluitvorming ten onrechte bij gewone meerderheid plaatsgevonden, zodat de besluiten niet rechtsgeldig zijn genomen, aldus LD Logistics.
3.21
IH heeft zich wederom aangesloten bij het door [A] c.s. gevoerde verweer. [A] c.s. hebben gesteld dat de besluiten no. 4 en no. 5 op 7 december 2018 en dus tijdig, want vijf werkdagen voor de vergadering van 14 december 2018 zijn geagendeerd. Bovendien gaat het om besluiten waarbij Cisagri besluiten van de CEO van AHT ratificeert, voor zover het geen
reserved mattersbetreft (no. 4) en [C] machtigt om namens Cisagri, als aandeelhouder van AHT, in te stemmen met besluiten van de CEO van AHT, voor zover het geen
reserved mattersbetreft (no. 5). De besluiten no. 4 en no. 5 betreffen dus uitdrukkelijk geen
reserved matterszodat daarover in het bestuur van Cisagri ook bij gewone meerderheid kon worden besloten, aldus [A] c.s.
3.22
De Ondernemingskamer is op gelijke gronden als hiervoor onder 3.15 overwogen van oordeel dat de besluiten no. 4 en no. 5 op 7 december 2018 tijdig zijn geagendeerd voor de vergadering van 14 december 2018. Blijkens het door LD Logistics overgelegde overzicht van de op 14 december 2018 genomen besluiten (productie 75) luidt besluit no. 4:
The board approved that Cisagri will comply with clause 3.2 LFJVA, in its capacity as a member of the shareholders meeting of AHT, proposing to and ratifying all decisions taken by the AHT general director that are not Reserved Matters.Besluit no. 5 luidt:
The board granted a power of attorney to its chairman, Fernando [C] , to represent Cisagri in the schareholders meeting of AHT if and when Cisagri is proposing to and ratifying all decisions taken by the AHT general director that are not Reserved Matters.De besluiten no. 4 en no. 5 hebben aldus uitdrukkelijk niet betrekking op het voorstellen of goedkeuren van besluiten van AHT ter zake van
reserved matters. Dat de besluiten no. 4 en no. 5 bij gewone meerderheid door het bestuur van Cisagri zijn genomen levert in dat licht geen gegronde reden op voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Cisagri.
Grond i: belangenverstrengeling tussen IH, AHT en Oteko;
3.23
LD Logistics heeft aangevoerd dat diverse functionarissen van AHT tevens in dienst zijn bij Oteko en dat dit leidt tot een ongeoorloofde belangenverstrengeling tussen AHT als opdrachtgever voor de bouw van de terminal enerzijds en IH, en haar onderaannemer Oteko, als EPCM
contractoranderzijds. Het gaat daarbij concreet om [I] die tevens
senior managerbij Oteko was en daarnaast om plaatsvervangend CEO Repina,
project managerGaganov en
project coördinatorPaderina van AHT, die allen ook in dienst waren van Oteko. LD Logistics heeft dit in de algemene vergadering van Cisagri aan de orde gesteld en IH heeft toegezegd openheid van zaken te zullen verschaffen. LD Logistics stelt zich op het standpunt dat IH dat onvoldoende heeft gedaan en dat zij geen of te weinig maatregelen heeft getroffen om deze onwenselijke belangenverstrengeling tegen te gaan.
3.24
IH heeft op haar beurt betoogd dat het uitgangspunt van de samenwerking was dat de werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de terminal zouden worden uitgevoerd door aan IH gelieerde vennootschappen, waaronder Oteko. Dat medewerkers van Oteko bij AHT zouden worden ingezet om bij te dragen aan de realisering van het gezamenlijke project, lag dan ook voor de hand. Mede tegen die achtergrond is voorzien in een toezichthoudende rol voor LD Logistics middels Cisagri. Dat de belangen van Cisagri door enige belangentegenstelling worden geschaad is niet gebleken. Desgevraagd heeft IH aan LD Logistics inzicht verschaft in welke functies de betrokken functionarissen van AHT uitoefenden. Zo heeft zij op 18 juli 2019 een overzicht gegeven van de diverse functies van [I] binnen de IH groep. LD Logistics heeft daarop geen vragen meer gesteld, aldus IH.
3.25
De Ondernemingskamer stelt voorop dat de klacht van LD Logistics betrekking heeft op de functionarissen op het niveau van Oteko en AHT. Dat sprake zou zijn van een ongeoorloofde verstrengeling van de belangen van functionarissen van Cisagri is niet gesteld. Verder is van belang dat tussen partijen uitdrukkelijk en desbewust is overeengekomen dat IH en haar groepsvennootschappen verantwoordelijk zouden zijn voor de bouw van de terminal. Dat de voor die groepsvennootschappen werkzame personen in dat kader ook voor AHT werkzaam zijn, geeft dan niet zonder meer te denken. Uit de eigen stellingen van LD Logistics volgt bovendien dat IH desgevraagd heeft opgegeven welke functies de functionarissen van AHT vervulden binnen de IH Groep, en dan met name bij Oteko. Dat IH daaromtrent geen openheid van zaken zou verschaffen is dan ook onjuist. De Ondernemingskamer stelt verder vast dat LD Logistics op geen enkele wijze concreet heeft gemaakt dat en waarom de belangen van Cisagri en de met haar verbonden onderneming door de bestaande overlap tussen functionarissen van Oteko en AHT daadwerkelijk worden geschaad. Onder deze omstandigheden kan het enkele feit dat LD Logistics het bezwaarlijk vindt dat functionarissen van AHT ook voor Oteko werkzaam zijn en dat zij meent dat IH onvoldoende maatregelen treft om dit tegen te gaan, niet tot de conclusie leiden dat gegronde redenen bestaan voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Cisagri.
Grond j: boekhoudsysteem en Normal Audit
3.26
LD Logistics heeft betoogd dat AHT weigert om een door de A
udit Comitteevoorgesteld boekhoudsysteem in te voeren en dat de op voordracht van IH benoemde bestuurders van Cisagri onvoldoende maatregelen treffen om te zorgen dat AHT dat wel doet. IH heeft daartegenover aangevoerd dat AHT hetzelfde boekhoudsysteem als Oteko gebruikt omdat dit systeem door de IH groep is ontwikkeld ten behoeve van de Taman haven, alle daar gevestigde terminals dit systeem gebruiken en dat systeem gekoppeld is aan de systemen van de Russische douane, de keuringsinstanties, de Russische spoorwegen en de overige voorzieningen in de Taman haven. Daarnaast heeft IH aangeboden desgewenst voor AHT een tweede administratie aan te houden in het door LD Logistics gewenste boekhoudsysteem, maar daar is niet meer op gereageerd. De Ondernemingskamer stelt vast dat partijen kennelijk van mening verschillen over de vraag welk boekhoudsysteem voor enerzijds de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de terminal en anderzijds het daarop uit te oefen toezicht de meeste voordelen biedt. Dat levert echter op zichzelf genomen noch in onderling verband en samenhang met de overige daartoe aangevoerde bezwaren een gegronde reden op voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Cisagri.
3.27
Ten aanzien van de uitvoering van de
Normal Auditop grond van het EPCM contract overweegt de Ondernemingskamer dat partijen op de algemene vergadering van 23 april 2018 hebben afgesproken dat een
Normal Auditvan de EPCM
contractorzou gaan plaatsvinden. Nadien is tussen partijen langdurig gesproken over de reikwijdte en de voorwaarden (
terms of reference)voor een door EY uit te voeren
Normal Audit. LD Logistics heeft vervolgens voorgesteld de
terms of referencete laten opstellen door de geselecteerde auditor. Nadat IH daarmee had ingestemd heeft AHT op 22 mei 2019 aan EY opdracht gegeven de
terms of referencevast stellen. Daarmee is een begin gemaakt met de uitvoering van de
Normal Auditals bedoeld in het EPCM contract. Dat partijen niet eerder tot overeenstemming hebben kunnen komen over de reikwijdte en de voorwaarden voor de uit te voeren
Normal Auditbij de EPCM
contractorlevert bij deze stand van zaken onvoldoende grond op voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken bij Cisagri.
Grond k: infrastructurele kosten.
3.28
LD Logistics heeft aangevoerd dat de te bouwen terminal, naar rato van de overslagcapaciteit, met de overige terminals in de Taman haven moet delen in de kosten van de gezamenlijke infrastructuur in de haven (wegen, kades, elektriciteitsnet etc.). In dat kader is op 19 september 2018 in het bestuur van Cisagri besloten om aan [B] (op voordracht van IH) en (later) [H] (op voordracht van LD Logistics) machtiging te geven om de allocatie van de infrastructurele kosten tussen de te bouwen terminal en een ander – aan de IH Groep toebehorende – bulk terminal te beoordelen. In de bestuursvergadering van 14 december 2018 heeft IH echter voorgesteld om te besluiten tot
the appointment of a third party (most probably being EY) as independent third party accountant for the review of the shared infrastructure costs. LD Logistics heeft daar niet mee ingestemd. Daarnaast heeft IH volgens LD Logistics eigenmachtig de Capex voor de kosten van de gedeelde infrastructuur verhoogd van USD 47.000.000 naar USD 157.000.000. LD Logistics meent dat het er alle schijn van heeft dat IH een audit naar de infrastructuurkosten heeft willen laten verrichten ter legitimatie voor de door haar eigenmachtig doorgevoerde wijzigingvan de allocatie van de infrastructurele kosten ten nadele van Cisagri.
3.29
IH heeft daartegenover aangevoerd dat in artikel 3 van de Basis JVA is overeengekomen dat:
Any (…) infrastructure (…) required by or for the benefit of, the JV shall be charged to the JV pro rata, unless expressly identified in this Agreement. IH kan dus niet eenzijdig bepalen welke kosten voor rekening van de te bouwen terminal komen en zij heeft dat ook niet gedaan. Om tegemoet te komen aan de zorgen bij LD Logistics over de hoogte van de kosten heeft IH voorgesteld in het kader van de
Normal Auditook een onafhankelijke audit over de infrastructurele kosten te laten plaatsvinden.
3.3
De Ondernemingskamer stelt vast dat LD Logistics haar stellingen tegenover het verweer van IH niet concreet heeft onderbouwd, maar dat het bij een vermoeden is gebleven. Met name heeft LD Logistics niet toegelicht waaruit zou volgen dat IH eigenmachtig de voor rekening van de terminal komende bijdrage in de infrastructurele kosten met USD 110 miljoen zou hebben verhoogd, noch waarom LD Logistics bezwaar zou hebben tegen het uitvoeren van een onafhankelijke audit van de infrastructurele kosten of hoe zulks in strijd zou zijn met de tussen partijen in de (Basis) JVA gemaakte afspraken. Onder die omstandigheden bestaat ook op dit punt geen gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken van Cisagri.
Grond l: huur kantoorruimte AHT
3.31
LD Logistics heeft aangevoerd dat [I] in november 2017 eigenmachtig de huur van de kantoorruimte van AHT heeft opgezegd en – tegen de wens van [E] – heeft besloten per 1 april 2018 kantoorruimte te huren van een aan IH gelieerde vennootschap in hetzelfde gebouw waarin ook Oteko is gevestigd. Dit laatste is een
related party transaction,en daarmee een
reserved matterwaartoe alleen met instemming van de een gekwalificeerde meerderheid van het bestuur van Cisagri kan worden besloten, aldus LD Logistics. IH heeft aangevoerd dat de huur van kantoorruimte voor AHT op zichzelf geen
reserved matteris en dat daartoe dus door het bestuur van AHT kon worden besloten. Ter zake van de gestelde
related party transactionstelt IH dat de door AHT verschuldigde huur voor de kantoorruimte USD 1.380 per jaar bedraagt en de waarde van de transactie daarmee ver blijft onder de in de JVA gestelde materialiteitseis van USD 100.000.
3.32
De Ondernemingskamer overweegt dat niet is gebleken dat de eind 2017 gemaakte keuze om voortaan kantoor te houden bij Oteko strijdig zou zijn met de tussen partijen in de (Basis) JVA gemaakte afspraken. Verder volgt uit de eigen stellingen van LD Logistics dat zij daarmee heeft ingestemd. Ingevolge
schedule1 bij de JVA is een r
elated party transactioneen transactie met een gerelateerde partij waarbij in ieder geval geldt dat:
the aggregate amount involved will or may be expected to exceed USD 100,000 in any Financial Year.De door AHT met een groepsvennootschap van IH gesloten huurovereenkomst voldoet daar niet aan. Ook het aangaan van deze huurovereenkomst levert derhalve geen grond op te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Cisagri.
Impasse
3.33
Anders dan LD Logistics ter zitting nog heeft betoogd is van een impasse in de besluitvorming binnen de organen van Cisagri geen sprake. Weliswaar kunnen partijen het op onderdelen inhoudelijk niet eens worden over te nemen besluiten ten aanzien van
reserverd matters, maar dat is uiteindelijk het gevolg van de door partijen bewust overeengekomen structuur waarbij over bepaalde onderwerpen alleen bij consensus kan worden beslist. Dat die consensus thans niet steeds kan worden gevonden levert dan op zichzelf nog geen grond op voor twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken van Cisagri.
Conclusie
3.34
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat niet is gebleken dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Cisagri. De Ondernemingskamer zal het verzoek van LD Logistics om die reden afwijzen. Het meer subsidiaire tegenverzoek van IH behoeft daarom geen bespreking. LD Logistics en LD Suisse zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van IH .

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart Louis Dreyfus Company Suisse S.A. niet ontvankelijk in haar verzoek;
wijst het verzoek van Louis Dreyfus Company Logistics B.V. af;
veroordeelt Louis Dreyfus Company Suisse Logistics B.V. en Louis Dreyfus Company Suisse S.A. hoofdelijk in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van Infracis Holding B.V. begroot op € 3.963;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.J. Wolfs en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, en drs. J.B.M. Streppel en mr. drs. G. Boon RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en in het openbaar op 1 november 2019.