ECLI:NL:GHAMS:2019:4424

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
23-002784-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake vermogensdelicten en bedreiging van politieambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2018. De verdachte is beschuldigd van een reeks vermogensdelicten, waaronder diefstal, heling en witwassen, alsook van bedreiging van politieambtenaren. De verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig gemaakt aan het stelen van goederen uit voertuigen en het verwerven van gestolen goederen. Tijdens de aanhouding heeft hij zich agressief gedragen en de politie bedreigd. Het hof heeft vastgesteld dat er onherstelbare vormverzuimen zijn geweest, met name met betrekking tot politiegeweld en het onrechtmatig doorzoeken van de telefoon van de verdachte. Deze verzuimen hebben geleid tot strafvermindering. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002784-18
datum uitspraak: 13 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701101-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 september 2018, 4 december 2018, 19 en 26 april 2019 en 30 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de door de rechtbank en het hof toegelaten wijzigingen, is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
primairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2017 tot en met 26 november 2017 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Almere, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
a. a) een Buick Enclave met kenteken [kenteken 1] op 10 augustus 2017 te Amstelveen en/of
b) een Mercedes-Benz Vito met kenteken [kenteken 2] op 22 november 2017 te Amsterdam en/of
c) een Volvo V40 met kenteken [kenteken 3] in de periode 25 november 2017 tot en met 26 november 2017 te Almere en/of
d) een Mini Cooper met kenteken [kenteken 4] in de periode 25 november 2017 tot en met 26 november 2017 te Almere en/of
e) een Toyota Prius met kenteken [kenteken 5] op 26 november 2017 te Almere
heeft weggenomen een of meer goederen en/of geld, waaronder
a. a) een zonnebril en/of een jas en/of
b) een Samsung Galaxy Note 3 en/of een beschermhoesje van een Samsung Galaxy Note 8 en/of
c) een Apple 5S (telefoon) en/of een USB-kabel en/of een powerbank en/of
d) een bril (merk: Cartier, type: Corbetti) en/of
e) een camera en/of een navigatiesysteem en/of een micro SD-kaart en/of (een) geld(bedrag) (van € 3,00)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
a. a) [slachtoffer 1] en/of
b) [slachtoffer 2] en/of
c) [slachtoffer 3] en/of
d) [slachtoffer 4] en/of
e) [slachtoffer 5]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat (voornoemde) voertuig(en), althans de plaats des misdrijf, heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen (voornoemde) goed(eren) en/of geld(bedrag)(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
1.
subsidiairhij op of omstreeks 25 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, een telefoon (een Samsung Galaxy Note 3 met IMEI-nummer [IMEI nummer]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 1 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (te weten een Nissan Qashqai met kenteken [kenteken 6]) weg te nemen (een) geld(bedrag) en/of een of meerdere goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan hem, verdachte, te weten aan [slachtoffer 6], en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- zich heeft begeven naar voornoemde auto (op het adres [adres 1]) en/of
- zich toegang heeft verschaft tot voornoemde auto en/of
- voornoemde auto heeft doorzocht;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2017 tot en met 13 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (meermalen) (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, te weten aan [benadeelde] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen fiets(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
3.
primairhij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2017 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij, verdachte, op een op meerdere tijdstippen in of omstreeks voornoemde periode
een telefoon (te weten een Nokia Lumia smartphone) en/of een of meer ipads en/of een LCD-scherm en/of een betaalautomaat/pinapparaat en/of een of meer zonnebril(len) en/of een of meer navigatiesyste(e)m(en) en/of een of meer autosleutel(s) en/of een toilettas van het merk Louis Vuitton en/of een tolbadge en/of
een fiets (met framenummer [framenummer]) en/of
een of meer (althans een grote hoeveelheid) fiets(en), te weten de fietsen die hij, verdachte, aan de volgende personen heeft verkocht of heeft trachten te verkopen:
[naam 1] (pagina’s B 35 – B 43) en/of
[naam 2] (pagina’s B 44 – B 57) en/of
[naam 3] (pagina’s C 20 – C 30) en/of
[naam 4] (pagina’s C 31 – C 39) en/of
[naam 5] (pagina’s D 1 – D 8) en/of
[naam 6] en/of [naam 7] (pagina’s D 9 – D 15) en/of
[naam 8] (pagina’s D 16 – D 32) en/of
[naam 9] (pagina’s D 33 – D 43) en/of
[naam 10] (pagina’s D 44 – D 49) en/of
[naam 11] (pagina’s D 50 – D 61) en/of
[naam 12] (pagina’s D 62 – D61) en/of
[naam 13] en/of [naam 14] (pagina’s D 72 – D 77) en/of
[naam 15] (pagina’s D 78 – D 85) en/of
[naam 16] (pagina’s E 6 – E 16) en/of
[naam 17] en/of [naam 18] (pagina’s E 17 – E 26) en/of
[naam 19] (pagina’s E 27 – E 35) en/of
[naam 20] (pagina’s E 36 – E 44) en/of
[naam 21] (pagina’s E 45 – E 52)
verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed/goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2017 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, (meermalen)
een telefoon (te weten een Nokia Lumia smartphone) en/of een of meer ipads en/of een LCD-scherm en/of een betaalautomaat/pinapparaat en/of een of meer zonnebril(len) en/of een of meer navigatiesyste(e)m(en) en/of een of meer autosleutel(s) en/of een toilettas van het merk Louis Vuitton en/of een tolbadge en/of
een of meer (althans een grote hoeveelheid) fiets(en), te weten de fietsen die hij, verdachte, aan de volgende personen heeft verkocht of heeft trachten te verkopen:
[naam 1] (pagina’s B 35 – B 43) en/of
[naam 2] (pagina’s B 44 – B 57) en/of
[naam 3] (pagina’s C 20 – C 30) en/of
[naam 4] (pagina’s C 31 – C 39) en/of
[naam 5] (pagina’s D 1 – D 8) en/of
[naam 6] en/of [naam 7] (pagina’s D 9 – D 15) en/of
[naam 8] (pagina’s D 16 – D 32) en/of
[naam 9] (pagina’s D 33 – D 43) en/of
[naam 10] (pagina’s D 44 – D 49) en/of
[naam 11] (pagina’s D 50 – D 61) en/of
[naam 12] (pagina’s D62 – D 61) en/of
[naam 13] en/of [naam 14] (pagina’s D 72 – D 77) en/of
[naam 15] (pagina’s D 78 – D 85) en/of
[naam 16] (pagina’s E 6 – E 16) en/of
[naam 17] en/of [naam 18] (pagina’s E 17 – E 26) en/of
[naam 19] (pagina’s E 27 – E 35) en/of
[naam 20] (pagina’s E 36 – E 44) en/of
[naam 21] (pagina’s E 45 – E 52)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed/goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij in de periode van 7 november 2015 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich (meermalen, althans eenmaal) schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen, immers heeft hij, verdachte, (van) een of meer voorwerp(en), te weten (een zeer grote hoeveelheid) op Marktplaats (pagina’s C 14 – C 19) en/of bij [winkel 1] en/of [winkel 2] (pagina’s G 7 – G 20) aangeboden en/of verkochte goed(eren) (waaronder fietsen, kleding, tassen, telefoons, elektronica, computers, navigatiesystemen, zonnebrillen) en/of een of meer geldbedragen (waaronder een bedrag van EUR 1.039) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde goed(eren) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde goed(eren) en/of geldbedrag(en) voorhanden had en/of verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2015 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks voornoemde periode een of meer voorwerp(en), te weten (een zeer grote hoeveelheid) op Marktplaats (pagina’s C 14 – C 19) en/of bij [winkel 1] en/of [winkel 2] (pagina’s G 7 – G 20) aangeboden en/of verkochte goed(eren) (waaronder fietsen, kleding, tassen, telefoons, elektronica, computers, navigatiesystemen, zonnebrillen), verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed/goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
subsidiairhij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 november 2015 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meer voorwerp(en), te weten (een zeer grote hoeveelheid) op Marktplaats (pagina’s C 14 – C 19) en/of bij [winkel 1] en/of [winkel 2] (pagina’s G 7 – G 20) aangeboden en/of verkochte goed(eren) (waaronder fietsen, kleding, tassen, telefoons, elektronica, computers, navigatiesystemen, zonnebrillen) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed/goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] dreigend de woorden toe te voegen:
- ' Ik ga een wapen kopen en dan ga ik jullie vermoorden. Ik weet jullie te vinden' en/of
- ' Zonder die handboeien sloop ik je. Ik maak je dood',
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4], inspecteur en/of medewerker en/of surveillant van de politie Eenheid Amsterdam en/of Bijzonder Opsporingsambtenaar, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] in het gezicht te spugen, althans in zijn/haar/hun richting te spuwen en/of hem/haar/hun de woorden toe te voegen:
- ' Slet, wat moet je nou' en/of 'Vuile slet, vuile hoer' en/of 'Ik neem je moeder in haar anus en ik verkracht haar' en/of 'Jullie zijn allemaal kankerhomo's, vieze homo's en/of 'Houd je bek' en/of 'Kankerhoer' en/of
- ' Vuile kankeraap' en/of 'Je moet je kankermoer houden' en/of 'Ik neuk je kankermoeder. Ik neuk je alles' en/of 'Kankerlijer' en/of
- ' Je kankermoeder, je bent een vieze kankerhomo, je hoerenmoeder met haar vieze kut, kankerflikker',
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Geldigheid van de dagvaarding

Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard voor zover het de onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde “zonnebril(len)” betreft, nu niet duidelijk is op welke specifieke zonnebrillen de tenlastelegging zich toespitst.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen de partiële nietigverklaring van de onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde “zonnebril(len)”, omdat voldoende duidelijk is dat de tenlastelegging ziet op de bij de doorzoeking van de [adres 2] te Amsterdam inbeslaggenomen zonnebrillen.
Het hof verwerpt het verweer en is van oordeel dat de tekst van de tenlastelegging, tegen de achtergrond van het onderliggende dossier, voldoende duidelijk maakt waartegen de verdachte zich op dit punt heeft te verdedigen. De onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde “zonnebril(len)” zijn namelijk louter gezamenlijk met andere bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] te Amsterdam inbeslaggenomen goederen tenlastegelegd, zodat voldoende duidelijk is dat het de zonnebril(len) betreft die bij die doorzoeking in beslag zijn genomen.
Ten aanzien van het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 juli 2018 de dagvaarding ten aanzien van het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde “op Marktplaats (pagina’s C 14 – C 19) en/of” nietig verklaard, omdat de dagvaarding op dat punt niet aan de eisen der wet voldoet.
Het hof is met de raadsman en de advocaat-generaal van oordeel dat dit gedeelte van de dagvaarding onvoldoende specifiek is, omdat niet duidelijk is welke concrete goederen op Marktplaats zouden zijn aangeboden. Daarmee is op dit punt onvoldoende duidelijk waar de vervolging op ziet. Het hof zal, als eerder de rechtbank, de dagvaarding van dit deel van het onder 4 eerste en tweede alternatief tenlastegelegde nietig verklaren.
Het hof verwerpt de overige verweren van de raadsman omtrent het onder 4 eerste en tweede alternatief tenlastegelegde “bij [winkel 1] en/of [winkel 2] (pagina’s G 7 – G 20)”, nu tegen de achtergrond van de inhoud van het dossier voldoende duidelijk is waarop dit gedeelte van de dagvaarding betrekking heeft en het de verdachte duidelijk moet zijn wat hem wordt verweten.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder
5 tenlastegelegde niet-ontvankelijkheid moet worden verklaard in de vervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de politieambtenaren [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] disproportioneel geweld tegen de verdachte hebben gebruikt, hetgeen een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) oplevert, waardoor de verdachte in zijn verdediging is geschaad.
Het hof stelt vast dat de verbalisant [verbalisant 3], na recalcitrant gedrag van en spugen in het gezicht door de verdachte, de verdachte in het gezicht heeft geslagen, toen deze zich na zijn aanhouding in een cel bevond. Het hof is van oordeel dat het geweld dat door de verbalisant is uitgeoefend niet gelijkgesteld kan worden aan foltering als bedoeld in artikel 3 EVRM, zodat het hof het verweer van de raadsman in zoverre verwerpt.
Wel levert het grensoverschrijdende en ontoelaatbare geweld van de verbalisant een onrechtmatige inbreuk op de fysieke integriteit van de verdachte op. Het hof kwalificeert dit als een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Niet is gebleken van zodanige frustratie van verdedigings-rechten of van ander verwijtbaar optreden van de kant van het openbaar ministerie, noch van een andersoortige schending van artikel 6 EVRM, dat dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte. Het hof zal dit verzuim, zoals nog zal worden besproken, wel betrekken bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van de door de raadsman gestelde vormverzuimen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim met betrekking tot het onder 1 subsidiair (Samsung Galaxy), 2 (fietsen) en 3 (fietsen) tenlastegelegde. De officier van justitie heeft de Aanwijzing inbeslagneming geschonden door deze telefoon en de fietsen vroegtijdig te retourneren aan de kopers. Hierdoor is de verdediging de mogelijkheid ontnomen de bevindingen van de politieambtenaren te controleren. Gelet op de ernst van het verzuim, het onherstelbare karakter ervan en de gevolgen daarvan voor een eerlijk proces heeft de raadsman verzocht aan dit verzuim de sanctie van bewijsuitsluiting te verbinden. Dit heeft volgens de raadsman tot gevolg dat de verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat de Aanwijzing inbeslagneming is geschonden door de telefoon en de fietsen vroegtijdig te retourneren aan de kopers. Het hof kwalificeert dit als een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het hof stelt vast dat het bewijsmateriaal, te weten de inbeslaggenomen telefoon en fietsen, niet rechtstreeks door dit vormverzuim is verkregen. Het recht van de verdachte op een eerlijk proces is in zoverre dan ook niet geschonden, zodat aan genoemd vormverzuim geen gevolgen zullen worden verbonden.
Het hof acht zich, gelet op het hiervoor overwogene, hieromtrent voldoende voorgelicht, zodat voor inwilliging van het voorwaardelijke verzoek van de raadsman (pleitnota: punt 69) geen noodzaak bestaat.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de tenlastegelegde diefstallen uit de voertuigen van (onder a) [slachtoffer 1], (onder b) [slachtoffer 2], (onder c) [slachtoffer 3], (onder d) [slachtoffer 4] en (onder e) [slachtoffer 5] moet worden vrijgesproken op de grond dat onvoldoende bewijs bestaat voor enige betrokkenheid van de verdachte bij die diefstallen.
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd van de tenlastegelegde diefstallen uit de voertuigen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], en gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal uit de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5].
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde diefstallen uit de voertuigen van (onder b) [slachtoffer 2], (onder c) [slachtoffer 3] en (onder d) [slachtoffer 4] heeft gepleegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht, anders dan de raadsman, bewezen dat de verdachte (onder a) op 10 augustus 2017 in Amstelveen een zonnebril en een jas uit de Buick Enclave met kenteken [kenteken 1] van [slachtoffer 1] heeft gestolen en dat hij (onder e) op 26 november 2017 in Almere een camera, een navigatiesysteem, een micro SD-kaart en een geldbedrag van € 3,00 uit de Toyota Prius met kenteken [kenteken 5] van [slachtoffer 5] heeft ontvreemd. Het hof gaat uit van de in processen-verbaal neergelegde herkenningen van de verdachte door de politieambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] respectievelijk [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (dossier F3 11, F3 15, F4 39 en F4 44). De kwaliteit van de beelden en de stills die zich in het dossier bevinden, acht het hof voldoende om tot een betrouwbare herkenning te kunnen komen. Daarnaast benoemen deze politieambtenaren expliciet dat zij de verdachte meermalen in levende lijve hebben gezien alsook de specifieke kenmerken op basis waarvan zij de verdachte op de camerabeelden hebben herkend.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en het onder 1 cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel de heling van een Samsung Galaxy als de poging tot diefstal door middel van braak uit het voertuig van [slachtoffer 6].
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de heling van een Samsung Galaxy en de poging tot diefstal uit het voertuig van [slachtoffer 6].
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat de verdachte (naast de vrijspraak voor de primair tenlastegelegde diefstal ook) moet worden vrijgesproken van de heling van de Samsung Galaxy Note 3, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van deze telefoon wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze van een misdrijf afkomstig was. Dit brengt met zich dat het voorwaardelijke verzoek dat de raadsman naar voren heeft gebracht (pleitnota: punt 115) geen nadere bespreking behoeft.
Het hof acht, anders dan de raadsman, bewezen dat de verdachte (het als cumulatief/alternatief onder
1 tenlastegelegde feit) op 1 november 2017 in Amsterdam heeft gepoogd geld en/of goederen uit de Nissan Qashqai met kenteken [kenteken 6] van [slachtoffer 6] te stelen. Van vrijwillige terugtred is in dezen geen sprake geweest. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat de verdachte zich toegang heeft verschaft tot de auto, dat hij een lampje op zijn telefoon heeft aangedaan en de hele auto heeft doorzocht, waaronder de middenconsole, het dashboardkastje en de kofferbak (dossier F2 1 t/m F2 23). Hieruit leidt het hof af dat de verdachte de auto heeft doorzocht met het oogmerk om geld en/of goederen te ontvreemden en de auto heeft verlaten nadat hij had vastgesteld dat er geen geld of goederen van zijn gading waren.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de diefstallen van de fietsen van [benadeelde], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] moet worden vrijgesproken, omdat onvoldoende bewijs bestaat voor enige betrokkenheid van de verdachte bij die diefstallen.
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd van de diefstal van de fiets van [slachtoffer 8] en gerekwireerd tot bewezenverklaring van de diefstallen van de fietsen van [benadeelde] en [slachtoffer 7].
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal van de fiets van [slachtoffer 8] heeft gepleegd, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht, anders dan de raadsman, bewezen dat de verdachte op 6 november 2017 de fiets van [benadeelde] door middel van een valse sleutel heeft gestolen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [benadeelde] haar fiets, een donkerblauwe damesfiets van het merk Pointer, op 6 november 2017 omstreeks 13.45 uur aan de Wibautstraat in Amsterdam parkeerde en met een AXA slot afsloot. Kort daarna, te weten omstreeks 14.00 uur, bemerkte zij dat deze fiets was weggenomen. Op de camerabeelden van de [winkel 3] aan de Wibautstraat van 6 november 2017 om 13.56 uur zag [benadeelde] dat een voor haar onbekende man, met een blauwe jas met een bontkraag, op haar fiets fietste (dossier F1 1). Op de stills van deze beelden is deze man door twee politieambtenaren herkend als de verdachte (dossier F1 14 en F1 18). Omstreeks 16.00 uur dezelfde dag zag [benadeelde] dat haar fiets op Marktplaats werd aangeboden. Bij de advertentie op Marktplaats stond vermeld het telefoonnummer [telefoonnummer], dat bij de verdachte in gebruik was (dossier F1 7). Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is een blauwe jas met een bontkraag aangetroffen met in de jaszak een ‘moedersleutel’ ofwel loper voor AXA-sloten (dossier F1 10). Met deze loper kan een AXA-(hoefijzer)slot binnen enkele seconden worden geopend (dossier F1 12). De verdachte heeft voor zijn aanwezigheid op de fiets van [benadeelde] om 13.56 uur, kort nadat [benadeelde] deze fiets om 13.45 uur in de buurt had geparkeerd – welke omstandigheid in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend is voor het bewijs van de aan hem tenlastegelegde diefstal – geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven.
Het hof acht, anders dan de raadsman, eveneens bewezen dat de verdachte op 8 november 2017 de bakfiets, merk Fietsfabriek, van [slachtoffer 7] heeft weggenomen. Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer 7] deze bakfiets die dag omstreeks 16.30 uur bij haar woning aan de [straat 1] in Amsterdam had geplaatst (dossier E 53). Op 9 november 2017 constateerde zij dat de bakfiets was weggenomen, hetgeen de kennelijke reden vormt waarom zij – blijkens haar aanvullende verklaring (dossier E 62) – aanvankelijk in haar aangifte opgaf dat haar bakfiets op 9 november 2017 was weggenomen, terwijl vast staat dat dit op 8 november 2017 is gebeurd. Het verschil in de twee verklaringen van [slachtoffer 7] met betrekking tot de datum van de diefstal is naar het oordeel van het hof dan ook begrijpelijk en doet niet af aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Het hof acht zich, gelet op het hiervoor overwogene, hieromtrent voldoende voorgelicht, zodat voor inwilliging van het voorwaardelijke verzoek van de raadsman (aanvulling pleitnota onder 5) geen noodzaak bestaat. Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek om die reden af.
Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat [naam 22] deze bakfiets op 8 november 2017 omstreeks 18.30 uur van een man heeft gekocht bij het Spinozahof in Amsterdam en dat hij de fiets onder de adverteerdersnaam ‘[adverteerdersnaam 1]’ via Marktplaats heeft gevonden. Uit de chatgeschiedenis tussen [naam 22] en de aanbieder komt naar voren dat [naam 22] (al) op 7 november 2017 contact heeft gezocht met de aanbieder over het kopen van een fiets, dat [naam 22] en de aanbieder op 8 november 2017 om 16.00 uur hebben afgesproken op het Spinozahof, dat de aanbieder zijn telefoonnummer [telefoonnummer] heeft doorgegeven en de afspraak heeft verzet naar 8 november 2017 om 18.30 uur (dossier E 56 en E 64).
Vast staat (dus) dat de bakfiets aan [naam 22] is verkocht i) binnen een tijdsbestek van slechts twee uren nadat de aangeefster deze had achtergelaten, ii) op ongeveer twee kilometer afstand van de plek waar zij de fiets had achtergelaten, iii) door een man die gebruik maakte van het Marktplaatsaccount van de verdachte en van diens telefoonnummer (dossier E 63). Dit is, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen, in beginsel redengevend voor het bewijs dat de verdachte de bakfiets heeft gestolen. Onder die omstandigheden mag van een verdachte die ontkent het feit te hebben begaan een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring worden verwacht, die evenwel is uitgebleven. De omstandigheid dat [naam 22] een omschrijving van de verkoper van de bakfiets heeft gegeven waaraan de verdachte niet (helemaal) lijkt te voldoen, levert onvoldoende reden op om in weerwil van de genoemde bewijsmiddelen aan te nemen dat de verdachte deze bakfiets niet heeft gestolen. Het hof acht zich, gelet op het hiervoor overwogene hieromtrent voldoende voorgelicht, zodat voor inwilliging van het voorwaardelijke verzoek van de raadsman (pleitnota: mondelinge aanvulling bij punt 151) geen noodzaak bestaat. Uit de verklaringen van de aangeefster en de overige bewijsmiddelen is voldoende duidelijk geworden dat de wegnemingshandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2017 na ongeveer 16.30 uur en voor 18.30 uur.
Ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de tenlastegelegde (gewoonte)heling van de bij de door-zoeking de [adres 2] te Amsterdam inbeslaggenomen goederen, de fiets met framenummer [framenummer] en de overige (onder a t/m r) fietsen moet worden vrijgesproken op de grond dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte deze goederen voorhanden heeft gehad en/of wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd van de tenlastegelegde (gewoonte)heling van de bij de doorzoeking de [adres 2] te Amsterdam inbeslaggenomen goederen en de fietsen van (onder i) [naam 10], (onder k) [naam 12] en (onder m) [naam 15]. Hij heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de heling van de fiets met framenummer [framenummer] en de overige fietsen.
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde bij de doorzoeking de [adres 2] te Amsterdam inbeslaggenomen goederen – met uitzondering van de iPads – en fietsen van (onder i) [naam 10] en (onder k) Van [naam 12], heeft geheeld, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat de verdachte in de periode van 22 oktober 2017 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam van het plegen van opzetheling een gewoonte maakte door iPads, een fiets met framenummer [framenummer] en de onder a t/m h, j en l t/m r tenlastegelegde fietsen voorhanden te hebben, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat dit door misdrijf verkregen goederen waren. Het hof overweegt in dat verband dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de fiets met framenummer [framenummer] bij de doorzoeking van de [adres 2] in Amsterdam (zijnde het woonadres van de verdachte) direct achter de centrale toegangsdeur is aangetroffen (dossier I 78). Daarnaast zijn bij die doorzoeking in de bij die woning behorende kelderbox twee gestolen iPads, een slijptol en slijpschijven aangetroffen (dossier I 5). Uit tapverslagen volgt dat de verdachte met anderen heeft gesproken over het wegslijpen van framenummers van fietsen (dossier I 99). De onder a t/m h, j en l t/m r tenlastegelegde fietsen zijn tegen lage tot zeer lage prijzen te koop aangeboden op Marktplaats onder de aan de verdachte te koppelen adverteerdersnamen [adverteerdersnaam 2] en [adverteerdersnaam 1], vanaf het IP-adres van de verdachte (dossier B 35, B 44, C 20, C 31, D 1, D 9, D 16, D 33, D 50, D 72, D 78, E 6, E 17, E 27, E 36 en E 45). Er werd veelvuldig afgesproken met kopers bij de [adres 3] te Amsterdam, om de hoek van de woning van verdachte op de [adres 2]. De getuige [getuige], woonachtig op de [adres 3], heeft verklaard dat ongeveer twee keer per week bij haar werd aangebeld door mensen die fietsen wilden kopen. [getuige] heeft een signalement van de verkoper opgegeven dat past bij het uiterlijk van verdachte (dossier I 90). Bij diverse door de verdachte, onder observatie van politie, verkochte fietsen bleken de framenummers verwijderd te zijn en waren de sporen van de verwijdering nog vers (o.a. dossier B 34).
Deze omstandigheden zijn, in onderling verband en samenhang en in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen, in beginsel redengevend voor het bewijs van de aan de verdachte tenlastegelegde gewoonteheling. Van een verdachte die vindt dat hij zich niet aan dit feit heeft schuldig gemaakt, mag in een dergelijk geval worden verwacht dat hij een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring aflegt. Dat heeft de verdachte echter niet gedaan, zodat het hof het feit bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 4 eerste alternatief
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het witwassen moet worden vrijgesproken omdat niet vastgesteld kan worden dat de bij [winkel 1] en [winkel 2] aangeboden voorwerpen en het geldbedrag van € 1.039,00 van misdrijf afkomstig waren.
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd van het witwassen van het geldbedrag van € 1.039,00 en gerekwireerd tot bewezenverklaring van het witwassen van de bij [winkel 1] en [winkel 2] aangeboden voorwerpen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte in de periode van 28 januari 2016 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van de bij [winkel 1] en [winkel 2] aangeboden goederen en een geldbedrag van € 1.000,00. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte in de periode van 28 januari 2016 tot en met 7 november 2017 in totaal € 2.623,50 heeft ontvangen voor het inleveren van 61 voorwerpen bij [winkel 1] (dossier G 14). Daarnaast heeft hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 10 november 2017 in totaal € 171,00 ontvangen voor het inleveren van 7 voorwerpen bij [winkel 2] (dossier G 8). Op 16 januari 2018 is de woning waar de verdachte verbleef op de [adres 2] in Amsterdam doorzocht en is in de rechterzak van zijn broek een geldbedrag van € 1.000,00 aangetroffen, bestaande uit één coupure van € 500,00, één coupure van € 100,00 en acht coupures van € 50,00 (dossier I 1-14). Uit de bij de bij de belastingdienst bekende gegevens van de verdachte volgt dat hij tot 26 oktober 2016 een uitkering en een gering loon als legaal inkomen heeft genoten (dossier J 1). Van enig legaal inkomen na die datum is niet gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte in een tijd waarin hij geen tot een beperkt legaal inkomen had, goederen met een totale aanzienlijke waarde bij [winkel 1] en [winkel 2] heeft aangeboden en over een contant bedrag van € 1000 heeft beschikt. Op grond daarvan acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat de bij [winkel 1] en [winkel 2] aangeboden voorwerpen en dat geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig zijn, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit blijkt dat de voorwerpen en het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig zijn. Nu de verdachte hierover geen enkele verklaring heeft gegeven, is geen andere conclusie mogelijk dan dat de tenlastegelegde voorwerpen en het geldbedrag van € 1.000,00 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn, en dat de verdachte hiervan ook wetenschap had.
Het hof leest de tenlastelegging aldus dat het onder 4 omschreven gewoontewitwassen van voornoemd(e) voorwerpen en geldbedrag én de (gewoonte)heling daarvan alternatief zijn tenlastegelegd. Nu het hof het gewoontewitwassen bewezen acht, behoeft de (gewoonte)heling geen bespreking meer.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde bedreiging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de bedreiging moet worden vrijgesproken op de grond dat niet aan het wettige bewijsminimum is voldaan en bij de politieambtenaren niet de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat zij door toedoen van de verdachte het leven zouden verliezen dan wel het slachtoffer zouden worden van zware mishandeling.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 16 januari 2018 de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit oordeel is gestoeld op de processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door deze opsporingsambtenaren, zodat aan het wettige bewijsminimum is voldaan. Daarnaast zijn de in de tenlastelegging bedoelde woorden van dien aard en onder zodanige omstandigheden geuit dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kunnen opwekken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en cumulatief/alternatief, 2, 3 primair, 4, eerste alternatief en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primairhij op tijdstippen in de periode van 10 augustus 2017 tot en met 26 november 2017 te Amstelveen en Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
a. a) een Buick Enclave met kenteken [kenteken 1] op 10 augustus 2017 te Amstelveen en
e) een Toyota Prius met kenteken [kenteken 5] op 26 november 2017 te Almere
heeft weggenomen goederen en geld, te weten
a. a) een zonnebril en een jas en
e) een camera, een navigatiesysteem, een micro SD-kaart en een geldbedrag van € 3,00
toebehorende aan
a. a) [slachtoffer 1] en
e) [slachtoffer 5];
1.
cumulatief/alternatief
hij op 1 november 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto, te weten een Nissan Qashqai met kenteken [kenteken 6], weg te nemen een geldbedrag en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 6],
- zich heeft begeven naar voornoemde auto op het adres [adres 1],
- zich toegang heeft verschaft tot die auto en
- de auto heeft doorzocht;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 6 november 2017 tot en met 8 november 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen fietsen, toebehorende aan [benadeelde] en [slachtoffer 7], waarbij verdachte de weg te nemen fiets van [benadeelde] onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
primairhij in de periode van 22 oktober 2017 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij in deze periode iPads, een fiets met framenummer [framenummer] en een hoeveelheid fietsen, te weten de fietsen die hij aan de volgende personen heeft verkocht:
[naam 1] (pagina’s B 35 – B 43) en
[naam 2] (pagina’s B 44 – B 57) en
[naam 3] (pagina’s C 20 – C 30) en
[naam 4] (pagina’s C 31 – C 39) en
[naam 5] (pagina’s D 1 – D 8) en
[naam 6] en/of [naam 7] (pagina’s D 9 – D 15) en
[naam 8] (pagina’s D 16 – D 32) en
[naam 9] (pagina’s D 33 – D 43) en
[naam 11] (pagina’s D 50 – D 61) en
[naam 13] en/of [naam 14] (pagina’s D 72 – D 77) en
[naam 15] (pagina’s D 78 – D 85) en
[naam 16] (pagina’s E 6 – E 16) en
[naam 17] en/of [naam 18] (pagina’s E 17 – E 26) en
[naam 19] (pagina’s E 27 – E 35) en
[naam 20] (pagina’s E 36 – E 44) en
[naam 21] (pagina’s E 45 – E 52)
voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
eerste alternatiefhij in de periode van 28 januari 2016 tot en met 16 januari 2018 te Amsterdam van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij voorwerpen bij [winkel 1] en/of [winkel 2] (pagina’s G 7 – G 20) te weten fietsen, kleding, tassen, telefoons, elektronica, computers, navigatiesystemen en zonnebrillen, aangeboden en verkocht,
en een geldbedrag van € 1.000,00 voorhanden gehad,
terwijl hij wist dat bovenomschreven goederen en geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij op 16 januari 2018 te Amsterdam [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen 'Ik ga een wapen kopen en dan ga ik jullie vermoorden. Ik weet jullie te vinden' en door [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: 'Zonder die handboeien sloop ik je. Ik maak je dood';
en
hij op 16 januari 2018 te Amsterdam opzettelijk [verbalisant 1] (inspecteur van de politie Eenheid Amsterdam), [verbalisant 2] (medewerker van de politie Eenheid Amsterdam, [verbalisant 3] (surveillant van de politie Eenheid Amsterdam) en [verbalisant 4], Bijzonder Opsporingsambtenaar, in hun tegenwoordigheid heeft beledigd door [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in het gezicht te spugen,
en [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de woorden toe te voegen:
- ' Slet, wat moet je nou' en 'Vuile slet, vuile hoer' en/of 'Ik neem je moeder in haar anus en ik verkracht haar' en/of 'Jullie zijn allemaal kankerhomo's, vieze homo’s en/of 'Houd je bek' en 'Kankerhoer' en/of
- ' Vuile kankeraap' en/of 'Je moet je kankermoer houden' en/of 'Ik neuk je kankermoeder. Ik neuk je alles' en 'Kankerlijer' en/of
- ' Je kankermoeder, je bent een vieze kankerhomo, je hoerenmoeder met haar vieze kut, kankerflikker'.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal
en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van opzetheling een gewoonte maken.
Het onder 4 eerste alternatief bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en subsidiair, 2, 3 primair en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van twee jaren. Bij deze proeftijd zijn als bijzondere voorwaarden gesteld – kort gezegd – een meldplicht, een behandel-verplichting bij De Waag en het verplicht meewerken aan het verkrijgen van een dagbesteding, schuldhulpverlening en toeleiding tot begeleid wonen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en cumulatief, 2, 3 primair, 4 eerste alternatief en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Aan deze proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals deze door de rechtbank zijn gesteld. Bij deze vordering is de advocaat-generaal uitgegaan van één maand korting op de straf als compensatie voor vormverzuimen.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de volgende vormverzuimen: (a) het plaatsvinden van onrechtmatig onderzoek aan de telefoon van de verdachte, (b) het onrechtmatig bewaren van inbeslaggenomen bankbescheiden en (c) het jegens de verdachte toegepaste buitenproportionele geweld door politieambtenaren. Gelet op de gestelde vormverzuimen heeft de raadsman verzocht de verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, deze aan te vullen met een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 31 juli 2019 geadviseerd, en daarnaast eventueel een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode en op grote schaal schuldig gemaakt aan vermogensdelicten. Niet alleen heeft de verdachte zelf goederen gestolen, maar hij heeft door zijn handelen ook bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Bovendien heeft hij (financiële) overlast en schade veroorzaakt voor de benadeelden. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door het oogmerk van snel en eenvoudig financieel gewin ten koste van anderen. Daarnaast heeft de verdachte bij zijn aanhouding politieambtenaren bedreigd en ook beledigd, onder meer door hen te bespugen, hetgeen het hof bijzonder kwalijk vindt. De verdachte heeft aldus blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor openbare gezagsdragers. De op te leggen straf is dan ook mede bedoeld om de verdachte ervan te doordringen dat zijn handelen richting gezagsdragers absoluut ontoelaatbaar is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, bedreigingen en beledigingen. Dit weegt in zijn nadeel.
De aard en de veelheid van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Het (mede) opleggen van een taakstraf is dan ook rechtens niet aan de orde.
Vormverzuimen
( a) Tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte is zijn telefoon in beslag genomen. De telefoon is volledig uitgelezen, zonder dat de rechter-commissaris daarvoor toestemming had verleend. Het hof is, met de raadsman, van oordeel dat die toestemming ingevolge artikel 94 Sv daarvoor wel benodigd was. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op. De verdachte is hierdoor in zijn privacy aangetast en heeft vanwege het vormverzuim daadwerkelijk nadeel ondervonden. Dit nadeel is, naar het oordeel van het hof, geschikt voor compensatie door middel van strafvermindering. Gelet op het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van dit verzuim, zal het hof de in beginsel op te leggen gevangenisstraf matigen met één maand.
Het voorwaardelijke verzoek dat de raadsman aan dit vormverzuim heeft gekoppeld (pleitnota: punt 264) behoeft geen bespreking, nu de onderliggende voorwaarde van dit verzoek niet is vervuld.
( b) Uit de stukken blijkt dat de door de raadsman bedoelde bankbescheiden in het vooronderzoek in onderhavige zaak in beslag zijn genomen. Kennelijk zijn deze bescheiden op enig moment door het openbaar ministerie aan een derde verstrekt. Voor zover hier sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, acht het hof de ernst daarvan niet zodanig dat daaraan enige consequentie zou moeten worden verbonden.
( c) Zoals door het hof hiervoor is vastgesteld, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv vanwege het jegens de verdachte door een politieambtenaar toegepaste geweld. De verdachte is hierdoor in zijn fysieke integriteit aangetast en heeft vanwege het vormverzuim daadwerkelijk nadeel ondervonden, namelijk pijn en letsel. Dit nadeel is, naar het oordeel van het hof, geschikt voor compensatie door middel van strafvermindering. Gelet op het belang van de lichamelijke integriteit van een van zijn vrijheid beroofde verdachte en de ernst van dit verzuim, zal het hof de in beginsel op te leggen gevangenisstraf matigen met één maand.
Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 34 maanden passend zou zijn.
In het rapport van de reclassering Nederland van 31 juli 2019, opgemaakt door reclasseringswerker
[naam 23], is geadviseerd de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de bijzondere voorwaarden te stellen, zoals door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard gemotiveerd te zijn mee te werken aan de door de rechtbank gestelde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de toeleiding tot begeleid wonen.
Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en door de rechter in eerste aanleg gesteld worden opgelegd, voor de stabilisatie van de situatie van de verdachte na zijn detentie. Daarom zal het hof deze bijzondere voorwaarden stellen, ook de verplichting tot het meewerken aan de toeleiding tot begeleid wonen, ondanks de verklaring van de verdachte dat hij niet gemotiveerd is hieraan mee te werken.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Daarnaast zullen de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals weergegeven op de door de advocaat-generaal overgelegde beslaglijst onder 10. (5516028) en 19. (5516124) worden verbeurd verklaard.

Overig beslag

Het hof gaat ook ten aanzien van het overig beslag uit van de beslaglijst zoals ter terechtzitting in hoger beroep door de advocaat-generaal overgelegd.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp onder 18 (5516118) is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 3 primair en 4 eerste alternatief begane feit aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 242,34 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 100,00 (geschatte dagwaarde van de gestolen fiets). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 45, 57, 266, 267, 285, 310, 311, 417 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde partieel nietig, voor zover het de woorden “op Marktplaats (pagina’s C 14 – C 19) en/of” betreft.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en cumulatief, 2, 3 primair, 4 eerste alternatief en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en cumulatief, 2, 3 primair, 4 eerste alternatief en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (vierendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 4], zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich ambulant laat behandelen bij de Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
  • meewerkt aan het verkrijgen van dagbesteding;
  • meewerkt aan schuldhulpverlening;
  • meewerkt aan toeleiding tot begeleid wonen.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals weergegeven op de door de advocaat-generaal overgelegde beslaglijst onder:
10. (5516028) 19. (5516124)
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals weergegeven op de door de advocaat-generaal overgelegde beslaglijst onder:
18. (5516118)
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals weergegeven op de door de advocaat-generaal overgelegde beslaglijst onder:
3. (5516066) 17. (5516055) 69. (5517038)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals weergegeven op de door de advocaat-generaal overgelegde beslaglijst onder:
1. (5516025) 23. (5516187) 32. (5515977) 42. (5516030)
2. (5516035) 24. (5516057) 33. (5516001) 43. (5516043)
5. (5515955) 25. 5515940) 34. (5516009) 44. (5516044)
6. (5515958) 26. (5515960) 35. (5516010) 45. (5516123)
8. (5516019) 27. (5515963) 36. (5516011) 46. (5516147)
9. (5516027) 28. (5515974) 38. (5516015) 47. (5516156)
14. (5516055) 29. (5515978) 39. (5516021) 48. (5516215)
20. (5516141) 30. (5515979) 40. (5516022) 49. (5516793)
21. (5516154) 31. (5515967) 41. (5516026) 50. (5516845)
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 13 januari 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M. Lolkema en mr. H.A. van Eijk en in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 november 2019.