In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek tot uitbreiding van de omgang tussen de man en zijn kinderen. De vrouw, appellante, heeft het verzoek ingediend na herhaalde mislukte pogingen om hulpverlening voor contactherstel in te schakelen. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen, waaronder die van 19 mei 2015, waarin de raad werd gelast een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden voor contact tussen de man en de kinderen. Ondanks de aanbevelingen van de raad om het traject 'Ouderschap Blijft' bij Altra te volgen, is er geen voortgang geboekt. De man heeft geen contact meer gehad met de kinderen sinds een proefcontact in november 2014, en de kinderen hebben herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2018 heeft de vrouw verklaard dat het goed gaat met de kinderen en dat zij geen behoefte hebben aan contact met de man. De advocaat van de man heeft verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking, maar de raad adviseerde om deze te vernietigen. Het hof heeft geoordeeld dat de zorgregeling zoals vastgelegd door de rechtbank te ruim is en niet in het belang van de kinderen. De bestreden beschikking is vernietigd en het verzoek van de man tot het bepalen van een zorgregeling is afgewezen.